79 hier de gronden, waarop zij steunt, waren opgegeven, want m. i. kan eeue bepaling als die van de algemeene order n°. 55 van 1S62, houdende voorschrift aan de militaire kommandanten hoe te handelen bij de opzending van reclamantennergens beter hare plaats vinden dan onder artikel 29om reden dit over de opzending van beklaag den in liet algemeen handelt. Het nauwere verband van die alge meene order met de artikelen 234 en 160 is mij niet duidelijk, en verspreidt de critiek, als ongemotiveerd, daarover geeu licht. 5". De aanteekening onder artikel 37, luidende //de officieren- commissarissen worden den auditeur-militair tot onderzoek toege- //voestd", zou volkomen onjuist zijn het omgekeerde zou het geval zijn en dus de auditeur-militair aan de officieren-commissarissen wor den toegevoegd. De schrijver der critiek ontleent zijn gevoelen aan de omstan digheid, dat uit de artikelen -35 en 45 resulteert, dat niet de auditeur-militair het onderzoek houdt, maar dat dit geschiedt door de officieren-commissarissen. Mijns inziens kan onmogelijk uit de bepaling van de aangehaalde artikelen 35 en 45 de gevolgtrekking gemaakt worden, die hier is opgegeven. Daargelaten nog, dat al de bepalingen omtrent den loop der procedure voor officieren-commissarissen en ook die van den krijgsraad medebrengen, dat de officieren-commissarissen in de ge vallen, waarin de wet dit bepaalt, aan den auditeur-militair en wel speciaal voor iedere zaak op zijnen aanvraag worden toegevoegd, volgt zulks onwedersprekelijk uit de bepaling van artikel 320, houdende dat de auditeurs-militair telkens verzoek moeten doen tot het benoe men van officieren-commissarissen, 't zij tot het nemen van informa- tiën of eene krijgsraadvergadering. Wat nu is een zoodanig verzoek van den auditeur-militair anders dan een verzoek, dat aan hem, audi teur, voor deze of gene bij de wet bepaalde gerechtelijke verrichting mogen worden toegevoegd officieren, die als commissarissen met hem zullen werkzaam zijn? (die gezamenlijke werkzaamheid geeft o. a. artikel 77 duidelijk aan). Ging de opinie van den schrijver der critiek op, dat de auditeur militair aan de officieren-commissarissen wordt toegevoegd, zou dan hunne benoeming ooit kunnen emaneeren van den auditeur, d. i. de persoon, die aan hen zal worden toegevoegd? Neen, de auditeur militair is de mandie met de vervolging der misdrijven is belast (art. 296); maar, opdat de beklaagde bij het onderzoek niet zal wor den bezwaard, heeft de wetgever, in navolging van de oud-holland-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 86