86 eervol ontslag verleend; in die, bedoeld bij §2 tot en met §11, is slechts sprake van eenvoudig, d. i. niet eervol ontslag. Artikel 33 der regeling omschrijft de gevallenwaarin het ontslag niet kan plaats hebben dan op advies van eenen raad van onderzoek. Deze gevallen bepalen zich tot de bij 2, 3, 7, 8, 9 en 10 van artikel 30 aangegevene, waarin de officier met eenvoudig d. i. niet eervol ontslag uit de dienst behoort te worden verwijderd. Op het verleenen van eervol ontslag, hetzij al dan niet op verzoek en om welke reden ooken op het verleenen van eenvoudig d. i. niet eervol ontslag, in de gevallen bedoeld bij 4, 5, 6 en 11 van artikel 30, wordt het advies van deii raad niet ingewonnen. De raad van onderzoek wordt mitsdien slechts en uitsluitend gehoord in eenige gevallen, waarin het eenvoudig d. i. niet eervol ontslag kan worden verleend. Met het ontslag, bedoeld in de vraag: //moet de beschuldigde diensvolgens uit den dienst worden ontslagen?" welke de voorzitter van den raad van onderzoek, ingevolge artikel 40, aan den raad zal voorleggen, indien de beklaagde schuldig is bevonden aan het hem ten laste gelegde, kan bijgevolg geen ander dan eenvoudig d. i. niet eervol ontslag worden bedoeld. Dat de bevoegdheid van den raad zich niet uitstrekt tot het adviseeren om den beschuldigde in den dienst te doen continuëeren, en dat de ontkennende beantwoording door den raad der bij artikel 40 voorgeschreven, zoo even vermelde, vraag den gouverneur-generaal geenszins belet, om, indien het belang van den dienst zulks vor dert, den betrokken officier niettemin eervol uit den dienst te ont slaan, met behoud van aanspraak op pensioen of met gelijktijdige toekenning van pensioen, zou, ook zonder dat zulks uitdrukkelijk was bepaald, uit het onderling verband tusschen de artikels 30 en 33 aan geen redelijken twijfel onderhevig zijn. Immers daaruit toch blijkt overtuigend, dat men het verleenen van eervol ontslag uit de dienst expresselijk in geen enkel geval, van welken aard ook, aan het oordeel van eenen raad van onderzoek heeft wenschen te onder werpen, ten einde niet door diens advies zelfs eenigermate gebonden te worden, ja zelfs dat men heeft vermeend, zich te moeten voor behouden om het eenvoudig d. i. niet eervol ontslag in de gevallen, vermeld in de 4, 5, 6 en 11 van artikel 30, te doen plaatshebben, zonder daarin eenen raad van onderzoek te mengen. Ten einde allen twijfel te voorkomen, die anders nog zou hebben kunnen rijzen omtrent de bevoegdheid tot het verleenen van eervol

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1871 | | pagina 93