EEN WOORD OVER ONZE KRIJGSTUCHT.
Onder bovenstaand opschrift bevat N°. 7 van het Militair Tijdschrift
1871 eene belangrijke verhandeling, in de wetenschappelijke ver-
eeniging der HH. officieren van het 16e bataillon infanterie voor
gedragen door den kapitein J. F. Haus. Yeel van hetgeen door
den geachten schrijver in dat opstel wordt medegedeeld, komt volkomen
overeen met onze denkwijze over de door hem behandelde onderwerpen.
Met enkele in zijn stuk voorkomende opgaven en beschouwingen is
dit echter niet het geval en zelfs loopen, hier en daar, zijne en onze
meeninge'n nog al aanmerkelijk uit elkander. Voor een groot deel
blijkt zulks uit reeds vroeger door ons gepubliceerde geschriften.
Ten aanzien van enkele punten achten wij het echter noodignog
het een en ander in het midden te brengen.
Waar gezegd wordt, dat in Engeland de militaire wetten telken
jare moeten worden nagezien en goedgekeurd waardoor zij op de
hoogte van den tijd blijven gelooven wijdat moet gedacht worden
aan eene vergissing. Wij toch meenen ons te herinnerendat gezegd
//nazien" z-ich bepaalt tot het in iedere jaarlijksche zitting van het
parlement bekrachtigen der krijgswet, en wel omdat, vond die
bekrachtiging geen plaats, de Engelsche militair alleen aan de gemeene
wetten van zijn land zou onderworpen zijn, en dus voor misdrijven
van zuiver militairen aard niet zou kunnen terecht gesteld worden,
't Is trouwens genoeg bekend, dat de Engelschen, wel verre van
in krijgszaken met den tijd mede te gaan, dienaangaande op bijna
onbegrijpelijke wijze blijven vasthouden aan oude gebruiken en voor-
oordeelen. Ten bewijze voeren wij alleen aan de moeielijkheden
22