95 ;le departementen van oorlog en marine en bij den president der com missie van proefneming die information te nemen, die ik meende dat een spoedige en richtige uitvoering mijner taak bevorderlijk zouden zijn. Na vluchtige inzage van eenige schrifturen, die mij welwillend waren ter hand gesteld, begaf ik mij den 5den Mei naar Helder, alwaar ik onder geleide van een aldaar geheel bekend officier de militaire werken in oogenschouw naam, en wijders van de beloofde vergunning van den Schout-bij-NachtKommandant der Marine aldaar, gebruik maakte, om de werkplaatsen, magazijnen enz. der marine, zoomede de aanwezige gepantserde vloot te bezichtigen. Uitgezonderd het zware kustkanon van. 24 c.iri., waarvan er vijftien in batterij stonden, zag ik als artillerist te Plelder niets nieuws. Yan gepantserde batterijen, zooals die elders worden aangetroffen bijv. de batterij Constantin te Cronstadt, die echter niet schijnt te voldoen gedekte geschutstanden waarvan ik vroeger in de ge legenheid was geweest er één te zien in de verdedigingswerken van Antwerpen, alwaar in fort No. 3, in een ijzeren draaienden koepel, 2 kanons zijn opgesteld, waarvan echter, naar ik vernam, geene meer zouden worden daargesteld verbeterde of geblindeerde schietgaten en meer soortgelijke zaken, waarvan in de laatste jaren in verschillende geschriften met zooveel ophef werd gewag gemaakt, wordt daar, evenmin als elders in Nederland, iets aangetroffen; en men schijnt bij de artillerie vrij algemeen van zienswijze, dat met open aarden kustbatterijen niet alleen kan worden volstaan, maar dat deze zelfs boven de gepantserde of gedekte batterijenalthans zooals die tot dusver werden daargesteld, te verkiezen zijn. De positie Helder reeds bij herhaling in verschillende Nederland- sche geschriften besproken en omschreven zijnde, vermeen ik mij te mogen bepalen tot de mededeelingdat van al het door de commis sie voor de kustverdediging in der tijd voorgestelde nog niets is uit gevoerd, zoo zelfs, dat eenige onzer voornaamste kustbatterijen nog geheel ontbloot zijn van bomvrije bergplaatsen voor buskruit enz. en bomvrij troepenlogieswat tochongetwijfeldin eene goede kustbatterij niet mag worden gemist. Dat dit trouwens ook door de regeering wordt erkendkan o. a blijken uit het ontwerp van wet, betreffende de regeling en voltooiing van het vestingstelsel, voorkomende in den militairen Spectator van 1870, waarbij de kosten van verbetering en uitbreiding der positie op 2,240,000 geraamd worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 102