103
I Met allen eerbied voor de kunde en begaafdheid van den majoor
Netscher, heeft alleen het noemen van diens naam mij nog niet over
tuigd, dat mijne, van een paar jaren geleden dagteekenende lezing,
dat het jaarlijks nazien der Engelsche krijgswetten Zach bepaalt tot
hare goedkeuring in iedere zitting van het parlement, niet de
luiste is.
Daartoe was meer noodigdaartoe had moeten worden aangetoond,
dat niet alleen nagezien, maar, wat betreft onderwerpen van belang
rijken aard, ook werkelijk en wel bij het jaarlijks goedkeuren der
[nutiny-act, niet zoo als zulks in ieder ander leger, en ook bij ons
lebruikelijk is, zoo als de heer Netscher elders zegt vermeer-
Berd en verbeterd werd. En de heer llaus vergeve het mijdat
Ik het zeg dat bewijs wordt noch geleverd door hem, noch door
letgeen de majoor Netscher op de aangehaalde woorden laat volgen
Betrekkelijk de gebreken, die de Engelsche militaire wetgeving aan-
lleven, noch door hetgeen ons in de laatste jaren van den toestand
Ban het Engelsche leger is bekend geworden. Integendeel: juist de
Bebattenclie het vorige jaar in het lagerhuis gehouden werden
toonden vrij duidelijk aan, dat, kwamen er in vroegere jaren mis
schien al eens veranderingen in de Engelsche krijgsinstellingendie
veranderingen zich bepaalden tot zaken van ondergeschikten aard,
Snar ernstige verbeteringen niet werden ingevoerd.
Overigens dateert het opstel van den Majoor Netscher van twintig
jaren geleden en 'tis in den laatsten tijd genoeg gebleken
liiets geeft zekerheid, dat, hetgeen men toen meende goed te zijn,
pok nu 110c goed zal bevonden worden. Hoe dikwijls werd voor-
lieen niet gewezen op het Eransche leger, als tot voorbeeld kunnende
ptrekken aan alle Europeesche staten Hoe dikwijls daarentegen
werd niet met minachting neergezien op de Pruisische krijgsmacht?
En wat leerde de ondervinding van 1870
Bovendien: waren de Engelsche krijgswetten sedert dén tijd, dat
de heer Netscher schreef, tot op dit'oogenblik, werkelijk jaar op jaar
vermeerderd en verbeterd dan gelooven wij nietdat Engelsche bladen
thans juist met het oog op marine en leger zouden kunnen spreken
van het in de laatste twintig jaren zoo diep gezonken Engeland.
De heer Haus is van oordeeldat de moeielijkhedendoor de
Britsche regeering nog onlangs ondervonden, bij het voorstel tot af
schaffing van het koopstelsel van militaire rangen, niets bewijst tegen
de deugdelijkheid der Engelsche bepalingen betrekkelijk de krijgs
tucht, die hij iu zijn opstel meer bijzonder op het oog had.
O O