107 b. dat het eene opmerkelijke daadzaak is, dat het jaarlijksche getal deserteurs in de Engelsche armee het grootste was, toen deze straf het meest werd toegepast, en bij elke wijziging in het maxi mum der slagen verminderd is; en c. dat, naar aanleiding van het doodslaan van een huzaar te Honslou, nabij Londen, in 184-6, door Dr. Bowring, ondersteund door Sir Charles Napier en anderen, eene motie werd gedaan tot geheele af schaffing der straf van slagen welke motie hoewel Lord Wel lington zich tegen de geheele afschaffing bleef verzetten toch ten gevolge had, dat het maximum der toe te passen slagen met goed keuring der beide parlementshuizen reeds toen werd gebracht op het getal van vijftig, ook door den heer Haus genoemd wordende. Overigens is het mij aangenaam, den heer Haus te kunnen mededee- lendat de Engelsche Minister van Marine, in de zitting van het Lager huis van 29 Juli 11., op eene interpellatie van Sir Otway geantwoord heeft, dat de lichaamstraflen bij de Marine zullen worden afgeschaft. Men schijnt dus in Engeland tot de overtuiging te zijn gekomen, dat het stelsel van lichamelijke tuchtiging voor het krijgsvolk te water kan gemist worden. En daar nu vrij algemeen wordt aangenomen, dat in den zeedienst eene nog vrij wat strengere discipline moet heerschen dan bij de landmacht, mag met grond verwacht worden, dat bij de eerlang in te voeren reorganisatie van het Engelsche leger de slagen ook voor de landmacht zullen afgeschaft worden, (f) Wat betreft mijne denkwijze over de rietslagen, breedvoerig werd deze door mij ontwikkeld in eenige nummers van het Nieuw Batu- viaasch Handelsblad over de eerste helft van Januari 1871. 6°. Met betrekking tot de door den Haus medegedeelde cijfers Dus niet bij het jaarlijks nazien der mutiny-act. (ij Op grond van in de nieuwsbladen voorkomende mededeeling-enlas men in het tijdschrift MarsJaargang 1868, No. 15, dat de straf van slagen in het Engelsche leger is opgeheven. Hoewel ik dienaangaande geene zekerheid heb, meen ik toch te mogen aannemen, dat de bedoelde mededeelingen onjuist zijn. Dit neemt echter niet weg, dat mij, nadat dit opstel reeds voor de pers gereed lag, is gebleken, dat in En geland een .ernstig streven bestaat, om de straf van slagen zoo min mogelijk toe te passen. Om zulks te bewijzen, beroep ik mij op de Militiir-Zeitung van 7 en ld December 1867 No. 49 en 50, waarin ik'lees: lo. dat de Regiments-Kommandant slechts bevoegd is, tot het opleggen der straffen van cachot, soms gepaard met zwaren arbeidprovoost, kazernearrest en straf-exerceeren 2o. dat de soldaat eerst, na in het tijdsverloop van één jaar, vier malen wegens dronkenschap buiten dienst te zijn gestraft geweest, als volslagen dronkaard beschouwd wordt, eu dan bij vonnis van eenen krijgsraad in de 2e klasse van militaire discipline kan geplaatst wordenen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 114