108 omtrent de sterkte van het Indisch leger gedurende verschillende tijdperken, heb ik niet gezegd, dat ik er weinig waarde aan hechtte, maar alleen, wat betreft de sterkte v/m. 1831 t/m. 1837, dat ik voor mij had liggen eene //formatie van Zijner Majesteits leger in Oost-Tndië op groot compleet", die nog al een aanmerkelijk verschil opleverde met het aantal Europeanendoor den heer Haus over dat tijdvak opgegeven. Ik voegde er bij, dat ik, hoewel de formatie welke ik inzag een vrij (ik zou het woord //vrij" nu bijna vervangen door zeerofficieel karakter draagt, daarom nog volstrekt niet beweerde, dat de uit komst, die ik verkreeg, meer vertrouwen verdiende, dan die van den heer Haus. Dat tusschen organieke en feitelijke sterkte voortdurend een - en soms nog al aanmerkelijk verschil bestaat, weet ik; maar juist op grond van dien heb ik in de noot, voorkomende op bladz. 508 van het //Militair tijdschrift", na mededeeling van het door mij verkre- gene cijfer, pogen aan te tooneu, dat het aantal Europeanen nog minder moet geweest zijnals door dat cijfer wordt aangegeven. 3o. dat hij eerst 11a die plaatsing met de kat mag gestraft worden, echter alleen voor dronkenschap in dienst en onder de wapens, en op grond van een vonnis van den krijgsraad; maar dat men toch in tijd van vrede die straf zoo veel mogelijk ver mijdt, en liever arreststraffen in de sedert eenige jaren bestaande militaire gevange nissen toepast. Uit een en ander laat zich dan ook verklaren, dat in 1864, bij eene legersterkte van bijna 205,000 onderofficieren en minderen, slechts 1466 personen met de kat gestraft werden, waarvan 1438 wegens desertie, zoodat die straf wegens gewone ver grijpen tegen de discipline slechts 28 malen toegepast werd. Men ziet, de heer Haus heeft wel wat bout gesproken, toen hij zich in zijn eerste opstel als volgt uitdrukte: //In Engeland, waar de philantropie wellicht de grootste hoogte heeft bereikt, daar heerschen stok en roede nog met volle gestrengheid in de gelederen van het leger." Op een getal van 205,000 soldaten werden 1466 met slagen gestraft, dat is onge veer 1 op de 140. Wanneer ik nu naga, dat mij eenigen tijd geleden verhaald werd, dat in een zeker jaar bij een der te Batavia garnizoen houdende bataillons ruim 2500 (wanneer ik mij wel herinner, noemde men mij 2700) slagen werden uitgedeeld, dan meen ik, dat wij, wat betreft het gebruiken van stok en roede, aan Engeland verre de baas zijn. Mocht dus een der beide landen, Engeland of Neder land willen trachten, het behoud der lijfstraffen te verdedigen, op grond dat ze in het andere land nog vrij wat meer gebruikelijk zijn, dan ik zeg het met leed" wezen zoude Engeland met recht kunnen wijzen op Nederland, niet wij Neder landers op Groot-Brittannië. In evenbedoelde noot staat: //25 manschappen voor ieder der 28 Europeesche kompagniën infanterie"; dit moet zijn//25 manschappen voor ieder der 20 Euro peesche kompagniën infanterie".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 115