118 Bij het bepalen der ladingen is als voorwaarde voor de uitwer king gesteld, dat de projectielen onvoorwaardelijk tot op 1200 a, P4,00m- de gepantserde boorden van 18cm- moeten kunnen door boren, doch dat deze uitwerking tegen zwaarder gepantserde sche pen slechts op 600 a SOO'i. behoeft plaats te hebben. Uit gegevens van andere artillerieën, vooral der Fransche, en door proeven werden hiertoe de twee ladingen van 20 en 24 kilogr. af geleid en aangenomende eerste geeft eene aanv. snelheid van 340in- en de andere die van 372™-, waarbij de projectielen eene voldoende trefsnelheid tegen pantseringen hebben. Voor de gewone puntgranaat is eene lading van 16 kilo aangenomen. De prisma's worden in regelmatige lagen van 27 stuks op een bordpapieren schijf gestapeld en in saaien kardoeszakken besloten de kardoezen zijn respectivelijk lang 0m- 570, 0m- 490 en 0m- 390, terwijl de kanonprop van zeewier eene lengte van O111- 240en dus de geheele lading bij de kardoes No. 1 de belangrijke lengte van lm. 370 heeft. Onder het bedieningsgereedschap is nog meldingswaardig eene slede of ijzeren goot, die met haren voet in het steunstuk van het sluit stuk geplaatst wordt, het projectiel wordt er op gestreken en kan alzoo op zijne plaats geschoven worden; de aanzetter heeft eene dwarsstang, waardoor men zooveel mogelijk belet, projectiel en kar does te veel naar voren te brengen. Wij eindigen deze beschrijving met den wenschdat ook Indië zich spoedig in het bezit van dergelijke vuurmonden zal mogen ver heugen. Uit de proeven, in Frankrijk en in ons land genomen, blijkt zeker, dat deze vuurmond, hoewel niet onder het zwaarste, toch zeker onder het deugdelijke kustgeschut gerangschikt kan worden. Batavia, Januari 1872. B.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 125