123 dan alle kans voor het behoud van Java op één kaart zetten op het behoud van het leger van Batavia en zulksterwijl juist het binnenland, met zijne door de natuur zoo sterke stellingenhet door alle deskundigen aangewezen oorlogsterrein wezen moet. Men zou dus voor Bataviahoezeer men ook zoude wenschen die plaats hardnekkig te verdedigen; niet meer dan 12- ii 15000 man kunnen afzonderen. Kan zoodanige troepenmachtin eene niet versterkte stelling, stand houden tegen een vijandelijk leger van 30,000 man, zooals de vijand zeker zou zenden]1 Niemand zal dit gelooven. 's Yijands leger zal in gehalte niet minder zijn dan onze troepen; het zal geheel uit geoefendeEuropeesche soldatenbestaan; het zal allen vereischten aanvoer over zee erlangen; de vijandelijke vloot zal sterker zijn dan de onze, ook deze zal den vijand dus niet tegen kunnen houden. Alle kansen zijn dus in ons nadeel. De voorstanders van het behoud van Batavia als zetel des bestuurs zullen dit toegeven, maar wellicht meenenj, dat men de aangegeven bezwaren vermijdt door van Batavia eene vesting te maken. Wij moeten daartegen inbrengen, dat, vooreerst, die vesting, bij den tegenwoordigen stand der militaire wetenschap, stellig minstens 16 a 18 millioen guldens zou kosten, en dus de verplaatsing van de regeering financieel dan zeker reeds veel voordeeliger zou zijn; in de tweede plaats, dat men door het bouwen van vestingwerken zijn doel niet zou bereiken, omdat eene belegering der vesting dan dadelijk alle werking van de regeering naar buiten zou verlammen; men zou dus dan wel eene regeering hebben, maar eene opgesloten en geheel van de buitenwereld afgesneden regeering, die hare taak in geen enkel opzicht kan vervullenin de derde plaatsdat men de handelsplaats Batavia, mèt de regeering, aan bombardement en vernieling zon blootstellen. Afgescheiden van dien zou de versterking van eene hoofdplaats zoo uitgestrekt als Batavia, ook een militair oogpunt geene aanbe veling verdienen. Alle krijgskundigen zijn hetgelooven wij, hierover eens. Nu bovendien Bataviaals aan de zee gelegenniet gedurende langen tijd te verdedigen zou zijn, en wij niet kunnen hopen, in oorlogstijd meester van de zee te zullen zijn, moet de versterking der plaats niet alleen op gezag van krijgskundige theoriën worden verworpen, maar zijn de nadeelen, daaraan verbonden, zoo in het oog loopend, dat men geen deskundige behoeft te zijn om zooda nige handeling geheel te veroordeelen. Het zijn dus zoowel beschouwingen van financiëelen als van po-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 130