134. Eene andere verkeerde opvatting is die omtrent het moment van traagheid, immers ten dezen opzichte. Uit de mededeelingen des Mi nisters blijkt toch, dat het hier geldt: geen traagheid inlndië,maar traagheid bij den Minister en bij de volksvertegenwoordiging, die 's Ministers stellingen //met genoegen vernam", in het uitgeven van gelden voor de defensie van Java. En waarom onze kinderen en kindskinderen niet zullen be'even, dat de zetel des bestuurs ver plaatst wordt (niet de hoofdstaddat is de kwestie niet) is ons niet duidelijkdaarvoor behoeft slechts ééns een Minister van koloniëu op te tredendie de verplaatsing noodig acht. Bij een oorlog in de kolonie, dien wij ook voor onze kinderen en kleinkinderen, ja bij ons eigen leven, niet onmogelijk achten, zou voorts het eerste werk van een energiek legerbevelhebber zijnte zorgendat alles zooveel mogelijk het binnenland in ging, in de eerste plaats het Gouver nement; en zat men daar dan eens, dan bleef men er ook wel. En wat de slotzin van den recensent aangaat wij zien niet in, dat wij bedorven vleesch moeten eten wanneer we geen goed vleesch kunnen krijgen, en evenmin, dat men zich met een, niet minder goedenmaar bepaald slechten toestand tevreden moet stellen omdat die toestand nu eens zoo is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 141