137 zin des woords minder noodzakelijk zijn. Mochten onze troepen op die schepen beter gehuisvest zijn dan op eerstgenoemdede bewering van bovengenoemden schrijver dat "aan boord van de particuliere schepen de troepen bovendien in eenen toestand zijndie gezegd kan worden juist het tegengestelde van hun normalen te wezen", zal door ons alleen worden geloofdindien men met ons instemt dat de soldaat eigenlijk op geen énkel schip in zijn normalen toestand is. Wie zal ons zulks willen tegenspreken? De schrijver zegt verder dat //de inrichting der oorlogschepen- niet toelaat om daarop troepen te vervoerenzonder de beweegbaarheid en vooral de slag vaardigheid dier vaartuigen te belemmeren en te verminderen." Wanneer de schrijver ons had aangetoond, dat de geringe sterkte der in de Indische wateren gestationneerde zeemacht het niet toeliet om van oorlogsvaartuigen transportschepen te maken, dan hadden we hem gelijk gegeven, maar nu hebben wij eeue andere meening te bestrijden. Zoodra toch een oorlogschip als transportvaartuig wordt ingericht, houdt het op, de bestemming te hebben tevens met andere oorlogsschepen te moeten ageeren. De bestemming van een oorlogs schip kan onzes inziens nimmer tweeslachtig zijn. Dat de gewone schepen weinig gemakken voor een paar honderd manschappen aanbieden nemen we gereedelijk aan, voor het geval, dat zij nog niet voor hunne bestemming van transportvaartuig zijn ingericht, maar is bovendien een schip met allerlei gemakken voor het gros der soldatendie daarop niet in hun normalen toestand zijn, wel van zooveel belang? Wat nu de mindere geriefelijkheden zijn' die men, volgens den schrijver, aan boord van de oorlog- en parti culiere schependen manschappen kan verschaffenzijn we met den kapitein Dlugi eens, maar we beschouwen dit, in oorlogstijd, van ondergeschikt belang. Het schenken van vele geriefelijkheden aan manschappendie op expeditie gaanzoude hen wellicht minder slagvaardig kunnen maken. Wij hebben in het begin van onze verhandeling gesproken over het nut, dat de marine voor de landmacht heeft in gevallen, die tot transporten aanleiding gavenen daarbij de aan boord heerschende orde en buitengewone discipline aangehaald als de natuurlijke oorza ken dat een overtocht met oorlogschepen goed zal zijn. De kapitein Dlugi beweert verder, dat de troepen aan boord der oorlogschepen aan andere wetten en voorschriften zijn onderworpen. Waarin ver schillen die wetten en voorschriften in hoofdtrekken van die, welke voor de troepen in de kazerne zijn vastgesteld, voorschriften, die

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 144