146
vloot; weerloos, toen zij die niet meer bezat. Maar ook zonder
een behoorlijk leger was zij het. Immers, in het voor onze geschie
denis zoo beroemde, maar tevens rampvolle jaar 1672, was de vloot
door den invloed van Holland's alvermogenden raadpensionaris Johan
de Wit zeer voldoende uitgerust, maar voor het leger scheen men
weinig over te hebben. "De oostelijke grenzen des lands lagen dan
ook geheel open voor de benden der Keulsche en Munstersche
bisschoppendie straffeloos een groot gedeelte daarvan bemachtigden.
Teel minder vermocht men natuurlijk der Franschen overmoed te
stuiten en toen ook later de vloot niet bij machte was eene wending
te brengen in den gevaarvollen toestand van het vaderland, toen
eerst gingen de oogen open van hendie verklaard haddendat men
zoo weinig mogelijk voor het leger moest besteden.
2°. In het veroveren van vestingenkustbatterijenenz., die den
doortocht van eene vloot stremmen. Zulke vestingen zijn en waren
b. v. de Helder, het fort Kronenburg aan de Sondde forten Lillo
en Liefkenshoekde citadel van Antwerpen met het Vlaamsche hoofd
het fort Bathde vesting Kronstadtenz.
De schepen zijn vaak aan bepaalde vaarwaters gebondenzoo wel
door hun diepgang als door de ebbe. Daarom is het dikwijls mo
gelijk, door het aanleggen van hindernissen in dat vaarwater, de
vaart voor die vaartuigen te stremmen. Behalve de batterijen, kun
nen die hindernissen bestaan uitgezonken schepen (Sebastopol)
dammen, staketsels, frieschë ruiters, kettingen (Chatham, 1667)
drijfboomen vlottenhellende kalkramennettentorpedo's enz.
enz. De vloot zal dus, wil zij een nauwen doorgang tusschen
twee landen forceerenlandingstroepen 'aan boord moeten hebben
met hare eigene artillerie, ten einde de versterkingen des vijands
onschadelij k te maken en te veroveren en daarna aan de vloot de
gelegenheid te verschaffendoor het enge vaarwater te gaan. In
zoodanige gevallen speelt, onzes inziens, de landmacht de hoofd
rol, en is het van den opperbevelhebber verstandig, maar ook plicht
matig, dat hij de landmacht den aanval laat besturen, en de vloot
niet zoozeer eene ondergeschikte rol laat spelen, als wel deze hare
manoeuvres van de bewegingen der landingstroepen afhankelijk doet
uitvoeren, omdat de landmacht de kustbatterijen en andere sterke
stellingen moet veroverensopis hindernissen opruimenalvorens de
vloot de gelegenheid kan worden verschaft, verder hare diensten te
bewijzen.
Heeft eene vloot in dit geval geene landingstroepen genoeg aan