8
schattenzou voorzeker niet willen, dat beloften niet vervuld, dat
werkelijk bestaande behoeften bij dat leger niet bevredigd worden.
Zijne Majesteit zou niet gedoogendat het leger behandeld wordt
zooals tot dus verre meermalen is geschied. Maar de voorstellen
in het belang van het leger gedaan, worden door den minister af
gewezen, en wellicht zelfs niet bij den Koning overgebracht; door
een ministerdie, hoe kundig staatsman ook, nooit militair is geweest,
en met de behoeften van het leger, uit den aard der zaakniet ver
trouwd kan zijn.
Wij zouden nog veel kunnen zeggen over de argumenten, waar
mede de noodzakelijkheid van verbetering van ons materieel lot is
bestreden, o. a. over het beruchte delegatie-argument, waarbij het
schuldenregister der officieren, indien dit volledig ware te maken,
een wraardig pendant zoude vormenmaar de kieschheid, die elk mili
tair in ons zal billijken, verbiedt ons, verder nog onze eigene be
langen te bepleiten. Wij zeggen alleen nog dit:
Met een examen-programma, dat eene halve eeuw ten achteren
is, en van adspirant-officieren minder vordert dan in e'én Europeeschen
Staat, tracht men 60 a 70 pCt. van het officierskorps, n. 1. dat
gedeelte, dat niet te Breda of, voor de officieren van gezondheid,
te Amsterdam is opgeleid aan te vullenmaar ondanks zoodanig,
in het algemeen belang natuurlijk schadelijk, hulpmiddel, houdt
men nu reeds op den duur het officierskorps niet compleet. Thans
ontbreken er, zoo onze informatiën juist zijn, reeds tachtig officieren,
zonder dat middelen tot aanvulling aanwezig zijn.
Wil men zich nu overtuigen, dat de tractementen in den tegen-
woordigen tijd op verre na niet meer voldoende zijn om een in alle
opzichten goed korps officiereu te verkrijgen en te behoudendan ver-
hooge men de programma's van het officiersexamen tot een redelijk peil,
minstens gelijkstaande met diewelke in Nederland gevolgd worden.
Men zal dan duidelijk zien, dat men het officierskorps bij lange
na niet meer compleet houdten dat nagenoeg alle goed ontwikkelde
jongelieden waarvan natuurlijk slechts zeer weinigen reeds vóór
hunne dienstneming militaire aspiratiën hebben elke andere carriere
boven den officiersstand zullen verkiezen. Men ziet dit reeds thans
het leger heeft in de laatste jaren tal zijner wetenschappelijk ge
vormde officieren verloren, die, 't zij in burgerlijken dienst, t zij in
't particuliere leven overgingen. Verlangt ge namen Die der hh.
Maarschalk, Maier, van der Burg, Kloos, Bernelot Moens, Buijs,
Meijners, Sol, de Quay, van Deventer, Bost van Tonningen,