156 oud-officier van ons leger, die blijkens zijne inleiding op de geschie denis van dien oorlog, onpartijdig heeft willen zijn in het vermel den der door leger en marine bedreven wapenfeitenwordt door eenige zee-officieren beschuldigd, zulks niet te zijn. Als verdedi ging verscheen zijne //Nadere toelichting van den Bandjermasinschen krijg", waarin door hem elke eenigszins belangrijke beschuldiging wordt wederlegd. Lezen wij wat de schrijver ook zegt «Eeiie enkele opmerking" enz., door den kapitein-luitenant van de Velde, achtte ik eene dadelijke repliek noodig, omdat ik niet wenschte één oogenblik door het publiek verdacht te worden gehou den vau gebrek aan sympathie voor het korps Nederlandsche zee officieren." Dat er in bovengenoemd werk van het begin tot het einde eene sympathie doorstraalt voor het Indische leger, wie zal het willen tegenspreken Die sympathie komt haar rechtmatig toeen zoo wellicht de schrijver die soms wat sterk deed uitkomen, dan was het, omdat hij overtuigd was, dat de palm der overwinning in dien lang- durigen en hardnekkigen strijd aan de landmacht toekwam. De heer van Bees gaat verder. Hij schroomt niet, te verklaren, dat de benoeming van twee zee-officieren tot plaatselijke komman danten te Martapoera, een handeling was, die afkeuring verdiende, omdat: 1°. het niet noodzakelijk was, zee-officieren hun kommando op de schepen te ontnemen en dat door anderen te doen waarne men, terwijl zij belast waren met diensten, geheel vreemd aan hun werkkring 2°. zulk eene handeling slecht werkt op den geest der troepenen 3o. zulke rechten eenmaal aan land- of zeemacht toekennende men later, bij voorkomende gelegenheden, op dezelfde wijze zal moeten handelen, en zich dan de verontwaardiging van enkelen op den hals zal halendie zich in de ontneming van hunne eenmaal verkregen rechten gekrenkt zouden gevoelen, wanneer men die rechten aan de rechthebbenden teruggeeft. Niet alle zee-officieren zullen zich op die rechten voorstaanwe zijn er overtuigd van. De Balische expeditie van 1849 geeft hiervan een voorbeeld. Na de verwonding van den generaal-majoor Michiels, was de kapitein-ter-zee Bouricius de oudste officier in rang. Hij dacht er evenwel niet aan, het opperbevel te voeren, doch stelde zich vrijwillig onder de bevelen van den luitenant-kolonel van Swieten. Wel is het te bejammeren, dat eene expeditie, zoo gewichtig als

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 163