161
schrevene; wij kunnen slechts de aandacht vestigen op dat stuk, en
doen dat gaarneomdat het getuigt van studie en van ware belang
stelling in ons leger.
De schrijver behandelt achtervolgend den werkkring en het nut
van den Generalen staf, de naar zijne meening noodige formatie van
zoodanigen staf voor het leger in Nederlandsch-Indië, de examens
van toelating aan de stafschool, het onderwijs aan deze inrichting, enz.
Wij zullen hierover, ook na hetgeen in den eersten jaargang van
het Militair tijdschrift voorkomtin geene beschouwingen treden
alleen protesteeren wij tegen de omschrijving van den werkkring van
den vroegeren Generalen staf, //die hare kennis voor het grootste
gedeelte uit het recueil van Ockerse kon putten." Dat recueil, zegt
de schrijver, was een model voor den Indischen Generalen staf, en,
voor eene verzameling van rechtzinnige en geheimzinnige bureaucraten,
het brood des levens.
Het is met deze beschouwing evenals met eene anderedie wij
op blz. 368 van het Militair tijdschift van 1871 aangehaald vonden:
dat de Generale staf uit niet anders dan copiïsten bestond.
Beide schrijvers geven daarmede het bewijs, dat zij niet op
de hoogte zijn van den werkkring van dien vroegeren Generalen
staf. Wij, die geruimen tijd bij dien zoogenaamden staf werkzaam
zijn geweestwaren nooit in het bezit van een recueil van Ockerse,
en hebben evenmin als copiïst dienst gedaan. Die Generale staf was
niets anders dan de inrichting, waarbij het legerbeheer werd gevoerd,
evenals dat in elk ander land en ook thans hier in Indië plaats
vindt bij de bureaux, die gezamenlijk bekend staan onder de bena
ming //departement van oorlog." Die staf nam alzoo, hoewel anders
georgauiseerdde plaats in van de tegenwoordige afdeeling //personeel
en militaire zaken" benevens van de overigesedert opgerichte afdee-
lingen van het departement van oorlog, waarvan men den werkkring
in de algemeene orders kan vindenhij was tevens, en hoofdzakelijk,
het bureau van controle en de trechter, waardoor de voorstellen der
dienstchefs aan de beoordeeling van den legerkommandant of van de
regeering werden onderworpen.
Dit neemt niet weg, dat ook toen geen eigenlijke Generale staf
bestond, en dat de noodzakelijkheid daarvan toen, evenmin als
thans, door geen militaire autoriteit werd ontkendzooals de schrijver
te recht zegt.
Men moet thans in oorlogstijd een Generalen staf improviseeren,
uit personen, die, hoe kundig ook, daarvoor niet zijn opgeleid of