9
van Gorkum, de Clerq, Prins, Resiuk, Derx, Woldringh, Plorij,
Baud, Soeters, Michielsen, Metelerkamp, van Oosterzee en anderen
staan ons voor den geest. Een hunner verruilde de épaulet voor
eene plaatsing als hulponderwijzer aan eene lagere school; een ander
verkoos een klerkenbaautje boveu den officiersloopbaan. Beide reken
den, en wij gelooven zeer te recht, dat, wat ze voor het oogenblik
verloren financieel met woeker zou worden teruggewonnen. Twee
andere luitenants deden onlangs examen voor ingenieur van den water
staat. Alles bewijs genoeg, dat de Indische officier, wat zijn materieel
leven betreftbij civiele ambtenaren en particulieren van zijnen rang ten
achter staat.
Hoe dit nu overigens zijuit het bovenstaande zal dan toch wel
de gevolgtrekking gemaakt kunnen worden, dat er, ten aanzien der
tractementenalthans niet aan eenige verkwisting mag worden ge
dacht, hetgeen we hier bewijzen wilden.
Wij brengen hierbij nog, ter loops, eene andere kwestie onder
de aandacht. Het leger heeft aan den minister van koloniën de Waal
veel te danken; gedurende diens bestuur is het voedingstarief gear
resteerd, zijn de reorganisatién van het wapen der genie, van de
militaire administratie en van den topographischen dienst goedgekeurd,
en andere verbeteringen ingevoerd.
Wij, voor ons, houden ons daarom overtuigd dat, waar de minis
ter de Waal in andere opzichten de belangen van sommige personen
heeft gekrenkt, zulks is geschied op grond van verkeerde inlichting
of onjuiste opvatting.
En het feit, dat kreuking van eens verkregen rechten heeft plaats
gehad onder een ministerdie later voldoende toonde dat hij de
belangen van het Indische leger wilde behartigen, spoort er ons te
meer toe aan, om, nu ook eene autoriteit als de kolonel Weitzel,
zij het dan geheel ter goeder trouw waaromtrent wij natuurlijk
niet den minsten twijfel koesteren verkeerde denkbeelden ingang
tracht te doen vinden, daartegen onze stem te verheffen.
Men heeft, drie jaren geleden, de inkomsten der militaire schrij
vers plotseling gemiddeld met een derde verminderd, en daardoor
den goeden geest van een, ook intellectueel, belangrijk gedeelte der
mindere militairen een gevoeligeu knak toegebracht.
Wij vestigen hierop de aandacht, want daaruit blijkt, dat één
pennestreek voldoende kan zijn om het lot van ruim vier honderd
verdienstelijke mindere militairen, van betrekkelijk goed, beklagenswaar
dig te maken, zonder dat de volksvertegenwoordiging zulks belet.