177 van straffen niet inet oordeel te werk gaandie de verstandige voor schriften van artikel 1 van het reglement op den inwendigen dienst niet meer nakomen die voor de handhaving der krijgstucht meer vertrouwen stellen in gestrenge dan in milde straffen en uit dien hoofde ook op het behoud der rietslagen aandringendie daardoor oorzaak zijn dat in één jaar zoo veel ernstige vergrijpen hebben plaats gehad en het Hoog Militair Geregtshof' 121 reclames tegen opgelegde straffen ter behandeling heeft kunnen bekomen; die zich thans vol strekt niet genoeg bemoeien met het zedelijk leven hunner onder- hoorigen en niet voldoende maatregelen beramen om ze door gepaste middelen tegen hunne zwakheden en verkeerde neigingen, hoofd zakelijk de dronkenschap, te behoeden; die zonder noodzakelijkheid, ja tegen hunne overtuiging in, gestemd blijven voor het behoud der rietslagen, en dus zijn onmenschkundighardvochtig, wreedaardig', onbillijk en onrechtvaardig, ja wat ai niet; die thans de straffen niet met genoegzame regtvaardigheid eu gematigdheid opleggen Zelfs durft de Generaal van Swieten op bladzijde 13 wel te schrijven, dat het getal der mindere militairen, die geestkracht genoeg hebben oin de invloeden, die hen beheerschen, te trotseeren en onverdorven in de burgermaatschappij terug te keeren, grooter kon zij, indien de officieren hun plicht beter en anders begrepenindien zij zich wat meer met het zedelijk leven hunner onderhoorigen bemoeiden indien zij beter doordrongen waren van het besef, dat de hand having der krijgstucht en orde meer eischt en betere grondslagen heeft dan in art. 30 en 31 van het reglement van krijgstucht zijn te vinden. Voorwaar! de Generaal van Swieten is niet karig met zijne be schuldigingen, met zijne insinuation, die een blaam werpen op alle officieren, in actieven dienst bij het Indische legerEn wat voert de Generaal nu aan tot bewijs voor de waarheid vati zijne beschuldigingen? Niets anders dan veronderstellingen van den Generaal van Swieten zeiven, zijn autoriteits-gezag. Hij is te gelijk aanklager, getuige en rechter! Wie zoude dat hebben kunnen veronderstellen van den Generaal van Swieten, die, als kommandant van het Indische leger, in October 1859, eiken officier destijds bij dat leger bij circulaire eenige wenken eu lessen heeft voorgehouden, in substantie neerko mende op het volgende dat sedert eenigen tijd onder de officieren van het Indische leger eene neiging was waargenomenom de daden hunner meerderen te beoordeelendie bij vele officieren van ondervinding afkeuring vond

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 184