181 Die cijfers, die prachtige resultaten bewijzen, eenerzijds, de doel matigheid der vorenbedoelde voorschriften en maatregelen enander zijds, de oordeelkundige opvatting en toepassing daarvande plichts betrachting der officieren van het Indische leger, van den komman- dant af, tot den jongsten officier toe, gedurende de laatste jaren; hunne belangstelling, zorg en toewijding voor alles wat den minderen militair van dat leger betreft. Men versta ons welWij bedoelen daarmede niette beweren dat ouder het 1400- a 1500-tal officieren, die het Nederlandsch-Indische leger telt, er geene zouden worden gevonden die hunnen plicht beter en anders zouden behooren te begrijpen, die te kort schieten in hunne edele taak wij zijn helaaswellicht beter dan anderen van het tegendeel overtuigd. Wij onderschrijven dan ook gaaf weghet door den Generaal van Swieten geschrevene op bladzijde 11 van zijn opstel, als hij zegt "Het zijn vooral de goede voorbeelden die gunstig werken, maar wat zal men zeggen van een voorbeeld als dat der 12 officieren, die in 1870 zich als reclamanten hebben opgedaan F Dragen zij niet voor een goed deel schuld dat 109 minderen dat voorbeeld volgden en zoo veel andere daden van insubordinatie gepleegd werden? Is het niet duidelijk, dat, wanneer mannen van opvoeding, kennis en beschaving hun gevoel zoo weinig meester zijnom zich aan eene opgelegde straf te onderwerpen, zij het ook eene onverdiende, zij op hunne beurt ook niet kunnen verlangen dat hunne onder- hoorigen berusten in eene straf, die zij een hunner hebben opgelegd "V oorbeelden trekken en zoo is het te verklarendat zoo weinig ge hoorzaamheid en tucht in het leger wordt aangetroffen. Wij merken op, dat officieren, die aan de krijgstucht het offer van hun gevoel, van een mogelijk billijken wrevel, niet weten te brengen, op den naam van 'goede officieren" geene aanspraak hebben en voor hunne minderen de '/weldadige voorgangers" niet zijnwelke de wet hen gebiedt te zijn. "Het is van het hoogste belang voor het leger en den staatdat hierin verandering kome." Maar omdat er van het zeer beduidend aantal officierenbehoo- rende tot het Indische leger, enkelen, neem aan zelfs eenigen zijn, die hunnen plicht verzaken en het edele van hunne roeping en van hunnen werkkring miskennen of niet begrijpen, geeft dit dan wij vragen het in billijkheid recht, om het gansche officiers-korps te beschuldigen en in verdenking te brengengelijk door den Generaal van Swieten in zijn opstel is gedaan F

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 188