193 zeker bij bet leger, missen ten eenenmale de middelen om zich laatst genoemde dranken, zelfs een goed kop koffij, thee of een glas li monade aan te schaffen en dezen hebben dus geen surrogaat onder hun bereik, dat zij kunnen nuttigen, bijaldien zij zich verbinden geene van de eerst bedoelde spiritualia te gebruiken, om de natuur lijke neiging of behoefte naar opwekkende middelen van hun lichaam te bevredigen. Toetreding tot eene afschaffings-vereeniging heeft dus voor de deel nemers volstrekt niet dezelfde gevolgen. Daarin reeds ligt de kiem van de slechte werking en van de spoedige ontbinding van zoodanige vereenigingen. Zelfs al verbonden zich de leden tot eene algeheele onthouding van alle geestrijke dranken en dus ook van wijnen, bieren en dergelijken, dan nog zoude de druk daarvan zwaarder zijn voor den niet bemiddelden dan voor den welgestelden rnensch omdat de eerste niet, de laatste wel vergoeding voor hetgeen hij zich ont zegt zoude kunnen en weten te vinden in lekkere koffie, thee, cho colade en diergelijken, in eene uitstekende voeding, eene wel inge richte, goed verlichte en goed verwarmde woning, warme kleeding enz. enz. waarvan bij eerstbedoelden in geen geval sprake kan zijn. Op het gebruik van opium is hetzelfde van toepassing, en daarom was van de vereenigingen der Inlandsche soldaten ter Sumatra's Westkust tegen dat gebruik en het hanenvechten en dobbelenwaarvan de Ge neraal van Swieten gewaagt, weldra geen spoor meer te vinden. Den lnlandschen sergeant SoeroediwirijoNo. 24802, die werd gezegd in 1858, bij het detachement te Solok (Sumatra's Westkust) het eerst het denkbeeld te hebben opgevat en uitgevoerd van vrijwillige ver- eeniging onder de Inlandsche militairen tot onthouding van het ge bruik van opium, hebben wij een paar jaren later gesproken toen hij, door den kommandant van het 5e bataillon infanterie te Samarang, bij welk korps hij intusschen was overgeplaatst, was moeten worden gedegradeerd, wegens wangedrag en wanverhouding met zijne min deren, gebruik van opium en dobbelen. Hij heeft ons toen zeer zonderlinge zaken medegedeeld nopens de wijze, waarop in der tijd te Solok en elders ter Sumatra's Westkust zoude zijn te werk gegaan met het oprichten en in stand houden van de vaak bedoelde vereenigingen der Inlandsche militairendoch wij zjillen daarover het stilzwijgen bewaren en alsuu tot het onderwerpde rietslagen bij het Indische leger, terugkeeren. De Generaal van Swieten schrijft op bladzijde 15>/Het was een te mim" (wij onderschrappen) gebruik van den rotting, dat wij als 9

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 200