194 onmenschelijk en als het oogmerk niet kunnende bereiken hadden afgekeurd. Zoolang de rotting werd gebruikt, als middel om de manschappen te beteugelen, namen dronkenschap en overtredingen toe." De Generaal schijnt hier niet consequent. In den eersten zin keurt hij alleen af het nte ruimmaar niet het nmatig en gepast gebruik van den rotting, en wie zou daarin niet geheel instemmen met den Generaal. In den laatsten zin echter, is de rotting de eenige bron, de eenige oorzaak, van het groote kwaad bij het leger, van dronkenschap en overtredingen. Men verwacht dus, natuurlijk, van den Generaal van Swieten, dat hij niet zou hebben gerust voordat de rietslagen bij het leger zijn afgeschaft; dat hij daartoe een krachtig initiatief zoude hebben genomen. Voorshands bepaalde de Generaal van Swieten er zich toe, om de afschaffings-vereenigingen ter Suma tra's Westkust onder zijne hooge sympathie en leiding te doen oprichten. Op bladzijde 16 schrijft de Generaal van Swieten: //Opmerkelijk is het, dat reeds vóór het jaar 1851 bij de Indische regeering twijfel gerezen is of de rietslagen wel eene betamelijke straf is voor het Indische leger, en zij zouden gewis toen reeds zijn afgeschaft en thans tot het verleden hebben behoord, indien ook toen de tegenstand niet van het militaire departement adviseerde, dat de slagen voorko mende bij het crimineel wetboek voor het krijgsvolk te lande zonder bezwaar konden worden afgeschaft, maar dat zij als disciplinaire straf, voor gevallen bij het reglement van krijgstucht toegelatenmoesten behouden blijven. Het hoofd-argument was alweder dat zonder de slagen de slechte sujetten niet te beteugelen zijn. //Maar een bepaald bewijs voor deze bewering herinneren wij ons niet in dat advies gevonden te hebbenhet was niets meer dan eene reeks van beschouwingen, waarbij de onmogelijkheid om de rietsla gen afteschaffen en de minder goede gevolgen daarvan op de hand having der orde wel beweerd, maar niet bewezen werd." De Generaal van Swieten wist dus, dat de Indische regeering zeer genegen was om de rietslagen bij het Indische leger af te schallen. Hij herhaalt tot in het oneindige, dat de rietslagenals disciplinaire straf bij het Indische leger, zijn de rijke bron van veel en van groot kwaad, en naar zijne overtuiging als zoodanig wèl bij dat leger kunnen worden gemist. Van 6 October 1858 tot 5 Augustus 1862, dus gedurende bijna vier jaren achtereen, heeft de Generaal van Swieten in hoogste ressort het bevel gevoerd over het Nederlandsch- Indische leger, grootendeels onder bekend liberale Ministers van Koloniën

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 201