196
de jongsten officier toe, tot welk korps vrij het ons eene eer rekenen
nog steeds te behooren, en wij ons bij machte, en dien ten gevolge
aan dat korps, zoowel als aan ons zeiven en het publiek verplicht
geloofden, te bewijzendat die blaam onverdiend is;
2e omdat de Generaal van Swieten heeft geschreven over eene
zaak, de rietslagen lij het Indische legervoor dat leger van het
hoogste belang, in eeneu zin, die den toets van gezet onderzoek
niet kan doorstaandoch desniettemin zoodanig is ingekleeddat
velen daardoor wellicht tot onjuiste meeningen en gevolgtrekkingen
zouden kunnen worden gebracht, hetgeen van hoogst nadeeligen invloed
zoude kunnen zijn op te dier zake voor het Indische leger te nemen
beslissingen en dus een ramp zoude kunnen worden voor dat leger
en voor den staat te gader
en 3° omdat wij vermeenden te kunnen, en daarom en wegens het
hooge gewicht van het onderwerp te moeten leveren het bewijsdat
in de hier besproken aangelegenheidde rietslagen bij het In
dische legerde woorden en adviezen van den Generaal van Swieten
die blijkbaar rekent op zijn autoriteitsgezag geen vertrouwen
verdienen.
Overigens was het niet ons doel, eene verhandeling te schrijven
tegen de afschaffing der rietslagen als disciplinaire straf bij de korp
sen van het Indische legerwaardoor zich laat verklarendat wij
vele der door den Generaal van Swieten aangeroerde punten geheel
met stilzwijgen zijn voorbijgegaan.
Den heer Mirandollewiens naam door den Generaal van Swieten
ook is ter sprake gebracht op bladzijde 22 van zijn opstel, roepen
wijnaar aanleiding ook der uit zijne redevoering door den Generaal
van Swieten getrokken conclusie, toe:
Wij hebben het genoegen gehad, U te leeren kennen als een te
schrander hoofd, om te kunnen aannemen, dat door U niet zoude
worden begrepen:
dat de samenstelling van het Nederlandsch-Indische leger is, en
uit den aard der zaak noodwendig moet zijnvan geheel anderen
aard dan van elk ander leger ter wereld
dat de heterogene bestanddeeleu, waaruit dat de leger is samenge
steld, bijzondere maatregelen noodzakelijk maken om orde en tucht
te kunnen handhaven bij dat leger, onder de verschillende omstan
digheden waarin het kan verkeeren
dat de militaire chefs in functie de meest bevoegde beoordeelaars
zijn om te bepalenwaarin die maatregelen moeten bestaanen te