197 dier zake meer vertrouwen verdienen dan de adviezen van reeds ge pensioneerde officieren, die niet meer verantwoordelijk en aanspra kelijk zijn, of van burgerpersonen, die onmogelijk van nabij bekend kunnen zijn met de détails van de militaire huishouding; dat het prestige van het Nederlandsche gezag op den Indischen inboorling, hetzij deze Vorst, hoofd of koelie zij, volstrekt niet zal worden geschaad, maar, integendeel van dien, wel zal worden ver hoogd, indien die inboorling weet, dat niet alleen zijne misdrijven en overtredingenmaar zelfs ook die van de dienaren vau den staat, van de stamgenooten van den Gouverneur-Generaal van 'Neder- landsch-Indië, niet ongestraft blijven. Omdat onze naam niets afdoet aan de zaak, welke wij hebben behandeld, hebben wij het ook niet noodig geacht dien te noemen. De redactie van het militair tijdschrift is echter gemachtigd, dien mede te deelen, op schriftelijke aanvrage, aan ieder, die vermeent door ons opstel te zijn gekrenkt of beleedigd, en zich daarover eer- soonlijk tot ons zoude willen wenden. 8 Maart 1872.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 204