199
meêdeelendat hij voor de handelingen van zijnen oom in geenen
deele meer durfde instaan. De Kraïng Bonto-Bonto zou gewapend
volk in zijne kampong verzameld, en die kampong zelve versterkt
hebben. Hij, regent, vermocht tegen dien oom, die zeer veel
invloed op de bevolking had, en die een welgezeten man wasweinig,
om niet te zegden niets.
Deze laatste verklaring en meêdeeling wekte achterdocht omtrent
den regent open deed vermoedendat de geruchten op waarheid
steunden.
De Gouverneur Bakkers hoopte echter, door zijne persoonlijke
tusschenkomst den ontevreden of oproerigen Kraïng tot rede te zullen
brengen. Hij besloot dus hem op te zoeken en zoo ze bestaan
mogten zijne grieven te vernemen, om ze, zoo het kon, uit den
weg te ruimen, en gerustheid voor onrust en vrees in de plaats
te doen treden.
Een escorte voor zijn persoon achtte de Gouverneur echter niet
onnoodig; groot wilde hij het niet hebben, om de onvergenoeg-
den niet den dunk te gevendat hij voor hen bevreesd was.
Op zijn aanzoek kreeg dus het detachement kavallerie te Makasser
den 20sten Juli 1868 last, zich over land naar Panka Djene te be
geven (33 paal van Makasser); zullende de Gouverneur per oorlog-
stoomer derwaarts vertrekken.
Dienzelfden dag 's avonds kwam het 28 paarden sterke kavallerie-
detachement te Panka Djene aan, waar de Gouverneur in den voor
middag ook reeds gearriveerd was. Een 25-tal mariniers en matrozen,
met eenige officieren en een officier van gezondheid van het nu ter
reede van Panka Djene liggend stoomschip, waren ook gedebarkeerd.
Den volgenden dag toog de Gouverneur op weg naar het nabij
gelegen Labakkang, vergezeld door de kavalleristen en de helft van
het landingsdetachement der marine, waarbij ook de officier van
gezondheid 2° klasse Noordewier.
Door drooge sawahs heen werd de kampong Labakkang bereikt.
Be regent, door den Gouverneur opgeroepenverklaardedat zijn oom
zich in de kampong daar naast bevond.
Het scheen, dat de kampong Labakkang vol volk was, meti zag
nog al gewapenden. De Gouverneur, daarop den Kraïng Bonto-
Bonto toen hij bij Djawaja gekomen was, oproepende, kreeg
ten antwoorddat de Gouverneur den Kraïng maar moest komen
halen.
De Gouverneur, nog hopende, dat zijne tegenwoordigheid en zijne
OC