200
on vervaardheid de zaak nog wel zouden schikken, avanceerde, doch
werd door een kruisvuur uit 80 vuurwapens ontvangen. Hierop
niet geheel voorbereid, maakte de Gouverneur, en ook zijn escorte,
eene achterwaartsche beweging. Dit maakte den troep, die zich in
Djawaja verzameld had, stoutmoedig, zoodat deze den kleinen hoop
buiten de kampong begon te vervolgen. Van uit kampong Labak-
kang werd het vuur van Djawaja, zoo men meende te bespeuren,
goed gesteund. Het getal vervolgers werd nu op c.c. 300 man
geschat. De le luitenant E. J. Roukens, kommaudant van het de
tachement kavallerie, begreep, dat, hoe ongunstig de plaats en het
terrein ook waren, eene attaque hoog noodig was. Geen gevaar re
kenende, maakte hij met zijne kavalleristen eenen stouten aanval,
die de oproerlingen terugjoeg.
Twee zijner ondergeschikten sneuvelden daarbij. Doch de vijand
kwam weer op, en bestookte met een zeer uitgebreid front de wei
nigen, die den Gouverneur vergezelden. De kavallerie, zich zelve
opofferende, waagde zich, om hen, die te voet waren, de gelegenheid
te geventerrein naar achteren te winnen. De luitenant Roukens
stelde zich, als een waar kavallerie-officier, steeds blootom zoodoende
ziine brave ruiters ten voorbeeld te strekken.
Dat voorbeeld vond navolging. Menigeen waagde zijn leven, om
anderen te redden.
Boukens, bemind door de zijnen, werd trouw ter zijde gestaan,
en de opperwachtmeester van Rossum en de hoefsmid Bougaertz
waakten voor hem, die hen zoo moedig aanvoerde.
Deze beide personeu mochten herhaaldelijk de lanssteken afweren,
die op hunnen kommaudant waren gericht, en redden daardoor, meer
dan eens, zijn leven.
Het marine-detachement vervulde eveneens zijnen plicht. Doch de
altijd talrijker wordende en meer opdringende vijand noodzaakte nog
steeds tot aanhouden naar den grooten weg. Onder het terugtrekken
had men niet bemerkt, dat eene vrij groote modderige plek aan de zijde
van den weg de nadering zou belemmeren. Ongemerkt daarbij en
daarin gekomen, zakten sommige paarden er zoo diep in, dat de
ruiters moesten afstijgen en zich daar eenen geruimen tijd moesten op
houden alvorens het gelukken mocht de paarden er uit te halen.
De vervolgers hadden eindelijk stand gehouden en trokken zich
in hunne kampong terug. Een zestal paarden was geblesseerd of
verloren geraakt.
Eens op den grooten weg gekomenwerd de troep verzameld en