203 teiten en den stationskommandant, vertrok den 4den Augustus 's avonds omstreeks 12 unr eene kolonne der landmacht, voorzien van vivres, munitie, ook voor een mortier, en ambulance, aan boord van drie oorlogstoomers naar Panka Djene. Zij debarkeerde aldaar in den voormiddag van den 5dcn. Tevens kwam eene landings-divisie der marine daar insgelijks aan den wal, en stelde zich onder de bevelen van den militairen kom- mandant van Celebes en Onderhoorigheden. De troepen te Panka Djene bestonden nu, van de landmacht, uit 7 officieren, 70 Europeesche en 90 inlandsche militairen der infanterie, 1 officier der artillerie en 6 Europeesche en 3 inlandsche kanonniers, met een mortier van 12 duim; en, van de zeemacht, uit 9 officieren (waaronder 1 der administratie en 1 officier van gezondheid) 94 met geweren en bussen gewapende Europeesche mariniers en matrozen met 2 mortieren en eenige inlandsche matrozen met lansen gewapend, en bestemd tot escorte en bewaking der ambulance. Aan de land macht werd nog toegevoegd een officier van gezondheid van het naburig garnizoen te Segerie. Het geheel stond onder den majoor Yeenhuijzen, terwijl deze den kapitein H.. J. van Lith het bevel over de landmacht, en den luitenant ter zee 1° klasse H. van Goens dat over de zeemacht opdroeg. Alleen de officieren konden in een klein huisje zich bekrompen logeerende vivres en munitie vonden in eene daar vlak bij zijnde gouvernements padieloods ter nauwernood plaats. De troepen waren allen onder den blooten hemel gelegen, om en tusschen de beide genoemde gebouwen. De Gouverneur van Celebes had zich ook bij de kolonne aange sloten. Omtrent de sterkte en de positie van den aanhang van Kraïng Bonto-Bonto was het slechts mogen gelukken zeer uiteenloopende geruchten en berichten in te winnen. De richting uit naar het Toe- roekapaija-gebergte werd evenwel vrij algemeen opgegeven als waar de opstandelingen zich in het haast ontoegankelijke terrein zouden ophouden. Op die berichten afgaande, werd den ö^en Augustus besloten den weg naar het Toeroekapaija-gebergte in te slaan, om te zien, wat er van den vijand zou te ontdekken zijn. In de nabijheid van Panka Djene was de weg bekend; verderop moest men afgaan op de onbestemde mededeelingen van enkele personendie zeiden eenen enkelen keer dien kant wel eens uit geweest te zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 210