209 De verdedigers waren in eens spoorloos verdwenen. Naar achter konden zij door de vele hindernissenwaarmede het pad bedekt was, niet ontvluchten; als zeker moet dus aangenomen worden, dat zij zich in de ravijnen hebben laten afglijden, te meer, daar van nu af de lange rijwaarin de kolonne zich had moeten oplossen van uit de diepte en van de ter wederzijden van het pad zich bevindende hoogte,i op hare verdere marsch druk beschoten werd. De breedte van het pad was bij de tweede positie ongeveer 12 pas, en dwars daarvoor stond eene zware palissadeering, die, na genomen te zijn, dadelijk vernield werd. De nadering tot deze palissadeering werd door omgekapte boomen zeer bemoeielijkt. Nu eens moest men over die boomen heen klimmen, dan weer er onder door kruipen. Zoo werden nog vier versterkte positiën aangetroffen en na eeni- gen tegenweer genomen. Telkens al hooger en hooger klimmende, zonder de behoedzaamheid uit het oog te verliezen, werden de spits en voortroep, die langzamerhand elkaar genaderd waren, onverwachts weder begroet door een salvo, zoo als bij geen der zoo genomen positiën het geval was geweest. Na de eerste schoten volgde eeu joelen, dat scheen uit duizende kelen te komen. De voortroep was dus weer eene versterkte positie genaderd. Na het vallen der eerste schoten hadden spits en voortroep zich dadelijk om den hoek, dien het pad daar vormde, bedekt terugge trokken. Den „are op dien hoek staande, uit het ravijn opgroeiende, boom begunstigde deze beweging. De kolonnekommandani spoedde zich naar voren, waar de kapitein van Lith en de luitenant ter zee 1° klasse van Goens zich ook reeds bevonden met de hierboven genoemde officieren van land- en zeemacht,; daarop werd de stelling des vijands verkend. Geen hoofd vertoonde zich om den hoek, of de kogels snorden om de ooren. De positie, warbij men zich nu bevond, was veel sterker dan een der vorigen. Het was hier geene afsluiting van het pad, maar het pad liep steil naar boven, naar den rand van een plateau, waarvan de zijden, rechts en links van het pad, naar onze zijde toegekeerd uitliepende randen van dat plateau waren door geheele stukken boomstammen versterkt, en deze palissaden stonden op een paar voeten van den rand van dat plateau geplant. Van den hoek, waar achter de voortroep zich teruggetrokken had, tot aan bet plateau, kan c.c. honderd passen afstand zijn geweest. De steilten der hellingzoo naar boven als naar de ravijnendie liet pad begrensden, mochten onbeklimbaar heten. Twee beproefden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 216