218 Toen hij op ongeveer 800 passen was genaderdwerd uit het noord-oostelijk bastion met kogels op hem gevuurd. Dit stuitte den opmarsch niet. Toen de korporaal der artillerie Koopmaus en de kanonnier Donk vermeenden, dat het tijd was, gaf de luitenant Perné last om met kartetsen te vuren en kreeg de infanterie bevel, om haar vuur te openen. De vijand beantwoordde dit krachtig en bleef steeds vooruitgaan. Nn begon ook uit het ten noord-oosten der versterking gelegen bosch een hevig, geweervuur, dat evenwel na een paar kartetsschoten zweeg. Eensklaps steeg uit de in dat bosch staande kampong een groote vuurkolom omhoog; de vijand had die kampong in brand gestoken. De wind waaide de vonken naar de versterkingwaardoor deze met eene algeheele vernieling werd bedreigd. Nu kwamen de zoo sjoed genomen voorzorgsmaatregelen van den bekwamen kommandant te stade. Sergeant Kio gaf aan eenige weifelenden het voorbeeld, beklom, onder 's vijands vuur, het dak, en mocht hierdoor zich spoedig door anderen gevolgd zien, die met natte spreien en andere voorwerpen het alang-alangdak bevochtigden en de in brand gerakende plekken bluschten. Door het draaien van den wind wendde zich het brandgevaar van de versterking af. Aan de zuidzijde was inmiddels de vijand reeds tot binnen de 200 pas genaderd. Dat aan dien kant het vuur geopend en verdubbeld werd, spreekt van zelf. Eindelijk bespeurde Perné, dat het infanterievuur en de kartetsen, die uit de beide bastions onder den opeengepakten drom gejaagd werden, eene wankeling daarin deden ontstaan. Van dat oogenblik trok hij dadelijk partijen gelastte den 2e luitenant Eesuer, met 25 gewapendeu buiten het zuidoost-bastion te springen en den vijand in de linkerflank te attaqueerenhet vuur uit de bentiug zooveel mogelijk vrijlatende. Eesner voerde den hen gegeven last onmiddellijk uit. Euselier Grapèl was zijn luitenant te vlug af, en was nog vóór dezen buiten het bastion. Eesuer geleidde zijn manschappen op de beste wijze tegen den vijandelijken troep; deze, niet wetende, wat wellicht nog volgen zoude, sloeg op de vlucht en trok zich in het ten zuiden gele gen boschje terug. Eesner, Grapèl, Kooper, Djodikromo, gevolgd tl'jor de anderen, attaqueerden hem hier en verdreven hem.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 225