ordende preek uit den ouden tijd (en ook uit den tegeinvoordigen), in drie deelen te splitsen le. Is het billijk, is het noodig dat men zich aanhoudend van de wetenschappelijke (theoretische) vorming van een officier overtuigt? 2e. Wat dient een officier te kennen 3°. Hoe kan hij dit het beste leerenhoe kan uien een officier het best beoordeelenhoe kan men lust tot studie aankweeken 1°. Is het billijk, is het noodig, dat men zich aanhoudend van de wetenschappelijke (theoretische) vorming van een officier over tuigt? Ik geloof', in geinoede geantwoord//neen.1' Het militaire vak is toch niet alleen, bij uitzondering, zoo streng wetenschappelijk. Waarom worden civiele, rechterlijke en zoovele andere ambtenaren, jaom in onzen stand te blijven de officieren der genie en der militaire admiuistratie niet wekelijks lastig gevallen om proe ven hunner theoretische kunde af te leggen; wordt ook bij die ambten en betrekkingen de gezichtskring niet langzamerhand rui mer, wordt* er niet meer oordeel, meer kennis vereischt om ge westelijke gezaghebber te zijn dan voor controleur 3e. klasse, niet meer voor raad van Indie dan voor griffier; en toch, die heeren houden geene oefeningen; hoe komen ze dan aan die bekwaamheden, hoe worden ze geschikt voor hunne betrekking Het antwoord ligt voor de hand; door de practijk. Daarin ligt het middel, dat is hetgeen ons ontbreektde practijk bij ons is wat te onmenschelijk en wat te kostbaar, om er proeven mede te nemen en het moeten dus enkel voorstellingen, nabootsingen zijn, waarmede we ons behelpen moeten. Nu is het ontegenzeggelijk waar, dat de vereischten, die tot het verkrijgen der épaulet worden gesteldniet zoodanig zijnom te leiden tot de bewering, dat de pas benoemde officier is toegerust met de bekwaamheden die voor zijn vak worden vereischt, en dat hij nu voor de hem opgelegde taak kan optreden; doch op de cur sussen ook op de tegenwoordige! zal hij het niet leeren; en hoewel men overtuigd is, dat er dikwijls nog veel aan ontbreekt, wordt er in den regel zeer weinig gedaan om hem verder te vormen. Ik weet niet, of het u allen zoo gegaan is; maar van het oogen- blik, dat ik officier was, heeft men waarlijk niet veel gedaan om lust tot studie bij mij aan te kweekenAls eenmaal het examen achter den rug is, dan is de officier aan zich-zelven overgelaten en in één opzicht kan men dit niet anders dan goedkeuren; want, zoo 262

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 269