26-3 hij eenmaal de épaulet verworven heeft, dient hij ook zelfstandigheid genoeg te bezitten om zich verder te bekwamen. Dat zou dan ook in andere opzichten zeer goed zijnals de offi cier, die pas is aangesteld, niet dikwijls veel had van een school jongen, die pas de kostschool verlaat; als hij op de school, cursus of academie niet lesjes had moeten van buiten leerenals men zijn hoofd niet had opgepropt met formulesafmetingenverhoudingen enz.; als men hem het veelzijdige, het ware, het schoone van een vak had laten zien; als hij dikwijls niet halverwege had moeten blijven staan en later nog wel degelijk de hulp noodig had. Meestal is voor dat alles geen tijder moet zooveel onderwezen worden, zoo dat men zich bij de meeste wetenschappen met een kijkje tevreden moet stellenZoo worden meer vakken onderwezen die het verstand ontwikkelen, wiskunst enz., dan zuiver-militaire vakken; van tactiek heeft de nieuwe officier weinig, van strategie, aanval en verdediging van vestingenvan krijgsgeschiedenis, militaire aardrijkskunde der omliggende landeD enz. bijna in 't geheel geen idee. Het leeren voor een examen zal wel altijd blijven een soort van inpompsysteem, en het zal wel steeds meer het streven van den onderwijzer zijn om 10 passable jongelui te leveren dan 2 uitmuntende. Met billijkheid kan dus gevorderd wordendat de officieren zich later meer ontwikkelendat zij, door het bestudeeren der krijgs geschiedenis en andere militaire vakkeneen ruimer blik trachten, te verkrijgen. Maar daartoe zijn onze wetenschappelijkewekelijksche of maandelijksche bijeenkomsten niet toereikend. En zou het niet onbillijk zijn, dat men van de toekomstige officieren der militaire akademiedie den cursus der hoogere burgerschool hebben door- loopen en daarna nog twee of drie jaren zich op militaire weten schappen hebben toegelegd, ging vergen, dat zij wekelijks proeven aflegden dat zij het geleerde niet vergeten waren? Tot dit laatste zal zich in ieder geval het nut onzer bijeenkomsten wel bepalen 4 want men zal toch niet beweren dat vermeerdering van kennis het gevolg van die cursussen is; 't moest wel zoo zijn, dat zijn we eens. Terwijl nu, met de verbetering van het hooger onderwijswaaronder Dien dat aan de militaire akademie thans wel gevoegelijk kan be grijpen zelfs de examens bij den geneeskundigen dienst grootendeels zijn vervallen, zou men van den troepeuofficier vorderen, dat hij wekelijks proeven aflegt van zijn theoretische kennis? Maarzegt men nuwij moeten waarborgen hebbendat de of ficier berekend is voor zijn taaken hoe kan men die waarborgen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 270