267
weinig te beduiden heeft, want er wordt, over het algemeen, niet
gewerkt, niet gestudeerd; er wordt geluisterd met weinig ambitie;
voornamelijk omdat de voordracht dikwijls niet veel om het lijf heeft,
of omdat de voordrager zijn onderwerp niet genoegzaam meester is,
of, eindelijk, doordien de bijeenkomsten niet vrij zijn in de goede
beteekenis des woordsis de studie ai minder gedwongen dan vroe
ger, van waarlijk vrije studie, gegrond op een ernstig streven naar
vermeerdering van kennis, is zij nog ver verwijderd.
Intusschen is het voorzeker billijk, het moet gevorderd worden,
dat de officieren zich meer ontwikkelen en de kennis van hun vak
uitbreiden. Maar, ik herhaal, daartoe kan het stelselom hen weke
lijks of maandelijks daarvan proeven te doen afleggen, niet dienen;
dat stelsel leidt tot geene bevredigende resultaten, geeft weinig of
geen nut, is dus onnoodig, en zelfs schadelijk, want het rooft uren
die nuttiger konden besteed wordenstelt den officier op een verne
derend standpunt ten opzichte van andere ambtenaren, en geeft een
onzuivere wijze van beoordeelen. Neenwilt ge dat uwe officieren
meer lust in de studie hebben, zich meer daarop toeleggen, vangt
dan aan met die studie betere grondslagen te verschaffen, met de
opleiding van de groote meerderheid der officieren afdoende te ver
beteren dan zullen vrij willige vereenigingen tot beoefening der krijgs
wetenschappen niet uitblijven en zal die beoefening vruchten dragen;
hetgeen thans op onze bijeenkomsten, waar elk luitenant op zijn
beurt de knappe man is, niet het geval is. Men kan dan die
bijeenkomsten missen, en zich er toe bepalen, den officier dagelijks
na te gaan of hij goed theorie houdt, of hij de oefeningen weet te
leiden en of hij partij weet te trekken van het terreinmits dan
die oefeningen practischer geschieden dan tot nu toe in den regel
het geval was.
-21'. Wat dient de officier te kennen? Dit is zeker het moeilijkste
gedeelte van het onderwerp; in den iaatsten tijd heelt de kunst van
oorlogvoeren zich zóó zeer de uitvindingen op wetenschappelijk gebied
ten nutte gemaakt, dat een officier, die zijn vak tot in alle bij
zonderheden kent, wel //professor" zou mogen heeten.
Om niet van spoorwegen, luchtballons en telegraafvvezen te spre
ken; welk een uitgebreide vlucht heeft de artilleriewetenschap niet
111 den Iaatsten tijd genomen, hoe is het bijna mogelijk, in dat la
byrinth van stelsels en namen den reddingsdraad terug te vinden
ïni wat de infanterie betreft. men raakt verward, bet hoofd duizelt