271
niet te na gesproken compilaties zonder veel verdienste; soms
letterlijk afgeschreven werk, te vinden in leerboeken of tijdschriften.
Hij, die een boek in eeue vreemde taal is kunnen machtig worden,
een boek, zoo niet juist in de handen van iedereen, heeft de sa
tisfactie, dat zijn arbeid het air heeft van iets oorspronkelijks;
meestal behoeft echter niet zoo ver gezocht te worden; de omstan
ders luisteren dan ook met weinig belangstelling, ze zijn bijna
zeker dat ze het te huis in van der Burg, de tactiek van van Mui
ken, Rtistow, den Militairen Spectator of een dergelijk boek kunnen
terugvinden. Over eenige jarenals de eerste deelen van het militair
tijdschrift een beetje uit het geheugen zijn gegaan, zal ook dit
ongetwijfeld zijn contingent voor de verhandelaars leveren.
Nu vraag ik het u in gemoede, of die cursussen niet alle ken
merken dragen van tamelijke nutteloosheid? Is het niet het groot
ste bewijs hunner onwaarde, dat een officier, ik durf zeggen
laat ons oprecht zijn bijna allen, met een zekeren weerzin deu
ken aan het uur, dat ze daar zullen zitten? Kan men nu zeggen,
dat dit helaas zoo is ten gevolge van de indolentie der officieren
omdat zij wars ziju van studie? Neen, waarachtig uiet; er zijn er
genoeg die gaarne lezen en werkenen die zich inspannen otn op
de hoogte van hun vak te zijnmaar 't is omdat ze het hooge
woord moet er uit! er niets opdoen, omdat ze daar hun kostelijke»
tijd dooden, omdat ze geen van allen het nut der bijeenkomst beseffen.
Ik sprak zoo even van de alledaagschheid der voordrachtenvan
hare kortheid, gepaard met onduidelijkheid. Ik meen dit voorname
lijk te moeten toeschrijven aan de omstandigheid, dat iedereen, of
hij ondervinding of wetenschap of wel geen van beiden bezit, daar
op zijne beurt moet voordragen, de meeste subalterne officieren, en
vooral de luitenantszijn niet zoo op de hoogte der wijzigingen
in de krijgswetenschap, om met succes daarover eene voordracht te
houden ten nutte van anderen. Ik zou dus de subalterne officieren,
en vooral de luitenants, bij voorkeur luisteraar willen doen zijn; is
het niet wat al te sterk, dat iemand, die nooit anders dan een
peloton van 10 tot 20 rotten heeft gekommandeerddus weinig of
geen oog heeft op het terrein, op opstelling en ruimte die eene
groote troep beslaat, een oordeel over zulke opstellingen uitbrengt,
over de verkeerde aanwending dier troepen, over slechte strategische
opmarschen enz. Ik wil hiermede niet bewerendat er niet enkelen
gevonden worden, die veel gelezen hebben en met vrucht, en over
zulke onderwerpen kunnen spreken, maar ds massa niet; en toch