de vorming van den militairen blik (coup d1 oeil). Een neven
doel is de vorming van den officier en onderofficier als verkenner
van en verslaggever over terreintoestanden.
Het onderricht zal zich dien ten gevolge moeten bepalen tot:
le het snel en juist overzien van en zich te recht brengen in
een terreinbenevens het in woorden formuleeren van den aard der
formatie en verschillende terreinvoorwerpen.
2e de beoordeeling uit een militair oogpunt van de geschiktheid
van het terrein voor verschillende handelingen, bij voorbeeld voor
marschenhet stelling nemen en kampeeren van troepenvoor pa-
trouilledienst en in de eerste plaats voor het gevecht;
3e de oefening in het zich oriënteerenmet andere woordenin
het verkrijgen der vaardigheid, om zich spoedig, zelfs in vreemde
landente recht te brengen naar de hemelstreken of naar ontvan
gen aanwijzing, dan wel naar kaarten;
4e de oefening in het schatten van afstanden, terreinhellingen,
stroomsnelheiden beoordeeling van de daaraan verbonden voor- of
nadeelen onder verschillende omstandigheden
5e het leeren verkennen van terreinwanneer men daarbij een
speciaal doel tracht te bereiken;
6e de oefening in het terreinverkennenin de veronderstelling,
dat zulks moet plaats vinden onder 't oog des vijands
7e het met juistheid en duidelijkheid uitbrengen van rapporten
(zoowel mondeling als schriftelijk) over verrichte verkenningenen
eindelijk
8? het maken van croquis van kleine terreingedeelten, marschroa-
tes enz.
Het onderwijs in het verkennen van terrein moet worden vooraf
gegaan door eenig theoretisch onderrichtzoowel in hetgeen betreft
de meest gebruikelijke wijze van voorstelling van 't terrein met de
zich daarin bevindende voorwerpenbenevens het juist begrip en de
goede beoordeeling van kaarten of plannen f het vroeger besproken lezen
van kaarten), als in hetgeen betrekking heeft op het verkrijgen van
de onmisbare bedrevenheid in het situatieteekenenin die mate
evenwel als voor het vervaardigen van croquis vereischt wordt.
De omvang, die aan het onderricht moet gegeven worden, hangt
af van den werkkring, welke aan hen, die de oefeningen bijwonen'
ten deel vallen kan.
Van den officier moet een ruime terreinblik verlangd worden,
om den algemeenen toestand met juistheid te kunnen beoordeelen,
303