krijgsvolk te lande, hebben blijkbaar alleen betrekking op tijdelijke
degradatie.
Elke beoordeeling van de al of niet doelmatigheid van sommige
straffen moet en hiervan kun niets worden weggelaten geheel
en al in overeenstemming zijn met het denkbeeld van straf, dat is,
hoe en waarom moeten de straffen worden opgelegd.
Hierin mag geene onzekerheid bestaanen zal het zeker door
een ieder worden beaamd, dat de straffen niet alleen rechtvaardig,
moeten worden opgelegd, maar ook menschkundigopdat ze niet
slechts zijn zullen eene billijke vergelding voor bedreven kwaad,
maar ook een middel ter zedelijke verbetering. Dat is ook geheel
in den geest van 's Konings begeerte, uitgedrukt in het eerste
artikel van het reglement op den inwendigen dienst, welk artikel
luidt
//De begeerte van 'L. M. den Koning isdat er in al de korp
sen eene trapsgewijze ondergeschiktheid plaats hebbe, welke, zon
der iets van hare kracht te verliezenzacht en vaderlijk zijen
welke, gegrond op de rechtvaardigheid en standvastigheid, alle on
derdrukking verwijdert, terwijl zij de ondergeschikten tot de waar
neming hunner plichten aanhoudt. Hij wil, dat de soldaten met
de meeste zachtheid en menschlievendheid behandeld wordenen
dat hun nimmer eenig onrecht geschiede; dat zij in hunne meerde
ren niet dan weldadige voorgangers vindendat de straffenwelke
sommigen hunner zouden mogen verdienen, overeenkomstig de wet
worden uitgeoefenden dat de officieren hen leidenbesturen en
beschermen met die zorg, welke zij verschuldigd zijn aan mannen,
van wier dapperheid en gehoorzaamheid zij een gedeelte van hunnen
roem te verwachten hebben."
Elk strafoplegger moet uitgaan van het denkbeelddatbij den
militair, die het hart op de rechte plaats heeft, de beteekenis van
het woord straf, en niet de hoegrootheid van deze, den maatstaf uit
maakt, die op zijne moraliteit werkt.
Het blijft echter eene waarheiddat het opleggen van straften
veel afhangt van de inzichten der verschillende chefs; de een zal
b. v. zeker delict steeds bestraffen met provoostwaarvoor een ander
politie-kamer of kwartier-arrest oplegtdit was vroeger vooral het
geval bij dronkenschap en goedverkoopensommige chefs plaatsten,
voor het laatste feit, den man wel eens dadelijk in den strengeren
322