25
is misschien waar, dat er in den laatsten tijd meer voorbeelden zijn
dan vroeger van moedwillige overtreding der krijgstucht en vooral
van ontevredenheid over opgelegde straffenmaar in den regel wordt
dat euvel in de klachten, die men in publieke geschriften leest, zeer
overdreven voorgesteld. Toch zal men door klagen dien toestand
niet verbeteren. Laat ieder voor zich alles doen wat hij kan en moet,
om het vermeende kwaad tegen te gaan, en wij zullen gaandeweg
veldwinnenmaar men onthoude zich van aanhoudende openbare
klaagliederen, die alleen kunnen dienen om dat kwaad erger te
maken en om aan ieder, die met mij nog twijfelt, de overtuiging
te geven dat het toch wel zoo wezen moet. HelaasVan die
overtuiging komt men zoo licht tot liet besluit, er zich maar bij
neer te leggen. Neen! Bestaat er een minder goede geest, al is
het dan ook slechts in geringe matedan moet er gestreden worden
en met alle middelen gestreden, tot het slechte is uitgeroeid.
Om dien strijd met goed gevolg te voeren, is het in de eerste
plaats noodig, den oorsprong der kwaal op te sporen.
De schrijver van Batavia zoekt dien in de toenemende verstands
ontwikkeling bij de volksklasse, waaruit ook grootendeels het leger
bestaat, en beweert, dat het ontzag voor maatschappelijke meerder
heid verloren gaat door het vrije onderzoek en de waanzinnige wenschen
van gelijkheid, die sedert 1789 een groot deel der maatschappij
bezielen. Het is hier de plaats niet, om eene polemiek te beginnen
over het nuttige van het vrije onderzoek en over den weldadigen
invloeddien de beginselen der Eransche omwenteling van het einde
der vorige eeuw op de wereld-ontwikkeling hebben gehad. Ik geef
gaarne toe, dat eene meer ontwikkelde maatschappij geene meerder-
aeid erkent, dan waar deze gesteund is door degelijke en goede eigen
schappen maar kan men dit een gebrek achten Integendeelzoo
als ik reeds met den schrijver gezegd heb, men zal in de toekomst
alle zorg moeten wijden aan de meerdere ontwikkeling van hen, die
bevel moeten voerenen als gevolg van het hooger peilwaarop thans
de volksklasse staat, zal men krijgen bekwame aanvoerdersdie door
-iun weten en handelen ontzag inboezemen en daarbij tevens voor
genegenheid plaats laten.
Zeer zeker, men zal moeten breken met de oude overleveringdoch
ik zie daarin geen gevaar, zoolang men rekent met de veranderde
omstandigheden. Andere tijden, andere beginselen; maar daarom
geene slechtere!
Eene meer algemeene ontwikkeling, een vrij gebruik van het denk-
2