325 Men versta ons wel! Wij willen geene vaste straften op zekere misdrijven gesteld hebben, hetgeen trouwens verboden is bij alg. order van 1871 N». 21. In bovenstaande redeneering is opzettelijk niet gesproken van straften, door de koinpagnies-koinmandanten aangevraagd, omdat het Regl. v. krijgstucht het woord //aanvragen" niet kent, maar alleen spreekt van opleggen der straftenprovoost- en cachot-straffen zelfs niet uitgezonderd; doch bij geen enkel korps in ons leger worden voor zoo verre ons bekend isart. 3536 en 40 van het R. v. K. volgens de letter opgevolgd, en worden de in die artikelen bedoelde straffen, in afwijking van den geest in ons wetboek, door de komp.- kommandanten aangevraagd. Deze gewoonte is zóó algemeen en zóó ingewortelddat zij als het ware kracht van wet heeft verkregen. Een duidelijk bewijs voor de juistheid onzer opvatting vindt men o. i. in de alg. order van 1850 No. 3 4, waarbij den kompaguies- kommandanten verboden werd, voortaan manschappen, die niet in de 2e klasse van mil. discipline geplaatst waren, met rietslagen te doen afstraften; //de komp.-kommandant, die zich" zegt die alg. order //aan dusdanige overtreding van macht schuldig maken beroepen zich op art. 35 R. v. Kr.dat, op zich zelf gelezenzoo danige handeling schijnt te wettigen, doch geenszins wanneer hetzelve gelijk behoort te geschieden in verband wordt beschouwd met de stellige bepalingen van art. 31 en 34 van dat reglement." Die uitlegging van art. 35 beamen wij niet volkomen. (Wij komen later hierop terug.) Het is tevens opmerkelijk, dat er niets gerept wordt van de straften, waarover art. 36 en 40 handelen, en wij houden het er ook voor, dat het de bedoeling des wetgevers geweest is, dat de komp.-kommandanten die straffen niet aanvragen, maar opleggenhet aan de korps-chefs overlatendeal of niet auto risatie te verleenen. Dat woord "autorisatie" zal wel oorzaak zijn geweest, dat meni van //opleggen", //aanvragen" of //verzoeken" heeft gemaakt; men zal gezegd hebben//Er kan niets worden geautoriseerdwaartoe niet vooraf een verzoek wordt gedaan. Hoe dit ook zij, zeker is het, dat 't niet is, volgens den inhoud van ons Regl. van Krijgstucht. Dat dit Reglement bedoelde straffen door de komp.-kommandanten wil doen opleggen, is te duidelijk, dan dat wij hierover nog verder behoeven uit te weiden, en dat zulks rationeel is, ondervinden we bij herhalingwanneer de bevoegdheid tot straf-opleggen wordt nage-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 332