vermogende zucht van een ieder om door kennis en werkzaamheid steeds zijn lot te verbeterenen de wenschdat de kans daartoe voor allen gelijkelijk worde opengesteld, kunnen mijns inziens geene oorzaken zijn dat de wet miskend wordt of dat men alleen om zijne rechten en niet om zijne plichten denkt. Wat toch is de wet anders, als de uitdrukking van den wil des volks, en waarom zou een ontwikkeld volk zijne eigene bevelen miskennen? Wat is macht anders dan de overdracht van den wil van velen op enkelendie door hunne meerdere bekwaamheid of geschiktheid voor de besturing van dien collectieven wil gekozen of aangewezen worden? Waarom zou een ontwikkeld volk zijn eigen wil tegenstaan Waar om zou het alleen van zijne rechten en niet van zijne plichten spreken, wanneer het geleerd heeft, dat de eersten slechts een uit vloeisel kunnen zijn van de vervulling der laatsten? Daaromwanneer er in het leger werkelijk een minder goede geest bestaat, dan bestaat hij mijns inziens alleen door mindere ontwik keling. Tal van half-geleerden komen in onze gelederenpersonen die, niettegenstaande hunnen eigendunk, dikwijls niet door hunne deugden herwaarts kwamen. Zij zijn het, die het meeste moeite geven, en door hen worden ook andere geheel onontwikkelde sol daten, die juist door hun volslagen gebrek aan kennis tegen die kwakzalvers der wetenschap met respect opzien en hen gelooven en vertrouwen, tot lastige sujetten gemaakt. Maar dit alles beteekent niets, wanneer de chef slechts zorgt dat hij-zelf niet tot de half- geleerden behoort. Niets werkt zoozeer de subordinatie in de hand dan verstandelijke ontwikkeling, doch slechts onder de voorwaarde, dat de macht ge steund worde door bekwaamheid en door adel van beginselen. Wan neer de meerderheid op die hechte grondslagen rustdan is er geene gevaar voor de krijgstucht. Tot ditzelfde besluit komt ook de steller van het tijdschrift-artikel, doch langs geheel anderen weg, en eerst nadat hij heeft aangera den, den navorschenden en critiseerenden geest in het leger door gestrengheid in bedwang te houden. Dat dit enkele malen zal moeten geschieden, geef ik gaarne toe, want ook de geest der weten schap is niet vrij van buitensporigheid; en juist aan niet in tijds te keer gegane buitensporigheiddoor hen die den vooruitgang vreezen met vreugde gezien en met vaardigheid tot eene aanklacht bewerkt, heeft het vrije onderzoek te danken, dat het bij velen nog minder 26

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 33