tende algemeen gevolgde gewoonte om deze militairen ook een C. te doen dragen, is ongetwijfeld een gevolg van de straf van consig- nement, die hun ook is opgelegd. Van een hand op den linkerarm, vonden we echter niets aange- teekend. In 't begin onzer beschouwingen over dit artikel 31 gaven wij te kennenop welke wijze wij de plaatsing in den strengeren straf- cursus wilden doen ondergaan; wij gingen uit van de veronder stelling, dat de voorschriften van den generaal-majoor vanderWijck van kracht moesten blijven. Hoeveel goeds hierin ook ligt opge sloten, zoo kon er o. i. toch nog eene andere regeling worden ge- trollen, die méér waarborgen gaf, dat de man bij zijn ontslag uit de 2e klasse, zich inderdaad gebeterd had, en hier komt het toch op aan't is de bedoeling zijner plaatsing in die klasse! Den proeftijd vinden we daarom zeer doelmatig, men kan dan zien of de man verdient ontslagen te worden, en of hij sterk genoeg is, zich staande te houden; hij kan dan 't kwartier verlaten, en is dus op nieuw aan de verleiding blootgesteld. Tot eene juiste beoordeeling van zijn verbeterd gedrag vinden we den proeftijd, onder de bestaande bepalingen, evenwel tekort. Vol gens ons inzien, kan hij nu geen doorslaande bewijzen leveren, bepaald gebeterd te zijn, hij moet langer op proef worden gesteld, dan eerst zal men eenige zekerheid kunnen erlangen, of hij verdient terug te keeren tot de gewone klasse van militairenzóó alléénkan het ontslag uit die 2e klasse worden genoemd, als plaats te hebben wegens //verbeterd gedrag." Waar geen verleiding is, kan hiertegen ook geen strijd worden gevoerd Wij nemen slechts één voorbeeld. Een soldaat wordt, nadat hij reeds eenige straffen voor misbruik van sterken drank heeft onderdaan, hiervoor eindelijk, of beter: ten gevolge hiervan, in de 2e klasse geplaatst. Gedurende eenige maanden verbiedt men hem nu, het kwartier te verlatenhij is dierhalve al dien tijd niet blootgesteld aan de ver leiding; nu komt hij op proeftijd, houdt zich daarin goed en wordt dan ontslagen. Kan men nu zeggen, dat die man verdient ontslagen te worden? heeft hij afdoende bewijzen geleverd zich te hebben gebeterd? Wij, voor ons, zeggen hierop: //Neen!" Men ziet dan ook niet zelden, 362

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 369