370 van overdrijving die straf reeds voorlang uit het leger wilden ver bannen, omdat zij was: «menschouteerend en vernederend"; ja ze noemden zelfs voorbeelden op, dat soldaten, ten einde zich aan die correctie te onttrekken, zich een1 kogel door het hoofd gejaagd hadden. Oppervlakkig beschouwd, zou men hun gelijk geven, doch bij na der inzien blijkt 't echter, dat ze niet alles goed hebben overwogen. Vooreerst vragen wij Wat willen zij stellen, in de plaats der rietslagen? Op deze vraag, we bekennen 't gulweg, zouden wij ook het ant woord moeten schuldig blijven; daarenboven hebben de laatste tijden o. i. maar al te duidelijk doen zien, welke treurige gevolgen de afschaffing der rietslagen bij het civiel bestuur heeft te weeg ge bracht, ze zijn te algemeen bekend, om er nog verder over uit te weiden. Aan te nemendat de andere bestaande straffen in ons leger voldoende zijn, om voortdurend orde en tucht te handhaven, zonder andereméér krachtdadige middelen te bezitten en hiervan c. q. ge bruik te maken, is te ongerijmd! Verder vragen wij dien philautropen «Toonen die soldaten, welke in den regel in de 2lle kl. of te Klatten geplaatst worden en het zóó bont maken, dat men hun rietslagen moet toedienen, in waarheid nog eergevoel te bezitten?" Dat eergevoel had hen anders dunkt ons, moeten weerhouden, om het zoo ver te laten komen; had dit gesproken dan zouden zij zich niet bij herhaling ongevoelig hebben getoond voor alle andere straffen en vermaningenwij herhalen het «Het is niet de stok die onteert, maar wèl het misdrijf, ter be teugeling en bestraffing waarvan die stok moet worden opgeheven." Geheel anders oordeelen wij ook omtrent hemdie zichzooals men beweertvan het leven heeft beroofdom die straf van rietslagen niet te ondergaan, 't is mogelijk, dat bij zoo iemand, het zóólang ingeslapen eergevoel eindelijk is ontwaakt, dochwat te laat! Daarenboven betwijfelen wij het, of deze zelfmoord bepaald het gevolg is geweest van het moeten ontvangen der rietslagenmaar houden het er veeleer voor, dat die man wrevel gevoelde over zijn slecht gedrag, zonder nog zedelijk sterk genoeg te zijn, om zich op te heffen uit het slijk, waarin hij zich, trots de beste waarschu wingen zoolang gewenteld had

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 377