379 Alles, wat er thans gedaan wordt, bepaalt zich tot eenige werken voor de accessenverdediging aan de noordkust en tot dus verre uit sluitend te Batavia en tot het zeer langzaam voortwerken aan de werken te Tjilatjap. Het behoeft wel geen betoog, dat men er op die wijze niet komt, al zijn allen het eens, dat weinig perma nente vestingwerken voor de verdediging vereischt worden. Wij hebben thans, om iets te noemen, geen enkele versterkte haven voor de marine. Moet nn de reede van Soerabaja, of straat Madura versterkt worden, of moeten onze maritime inrichtingen naar Tjilatjap worden overgebracht Op het oogenblik zijn spoorwegen aan de orde van den dag, en het hooge gewicht van deze voor de verdediging wordt op den voorgrond gesteld. Niemand zal ontkennen, dat vooral voor ons leger, dat betrekkelijk zeer klein is en dus, om dit eenigszins te vergoeden, noodwendig in de hoogste mate mobiel behoort te wezen, spoorwegen van veel belang zijn. Spoorwegen zijn een noodzakelijk aanhangsel van elk verdedigingsstelsel in den tegenwoordigen tijd, maar nimmer moet men uit het oog verliezen dat menmet spoor wegen allééngeen land verdedigt. De heer de Roo wil de kracht der verdediging concentreeren in West-Java, speciaal in het Buitenzorgsche of in de Preanger Regentschappen. Wij gelooven, dat eene concentratie in het centrum, dus in midden-Java, de voorkeur verdient; men is daar in de rijkste gewesten en kan dus de verdediging het langst volhouden. Het terrein is in beide uitstekend voor de verdediging geschikt. Een der volgende sprekers over de Indische militaire begrooting voor 1870 was de generaal Knoop. Deze was van meening, dat de heer de Roo de zaken te pessimistisch voorstelde. //Waar eene strijdkracht van 14 ii 15000 man aanwezig is (zooals op Java) daar is men niet weerloos; daar hangt alles af van de bekwaamheid van den man, die met de strijdkracht werken moet. Stel een Daendels aan het hoofd van die strijdkracht, en geen Engelschgeen Bransch leger zal ons Java ontnemen'", zeide de generaal. Wij geven toe, dat in eiken oorlog zeer veel afhangt van de keuze des veldheers, en dat een goed legerbevelhebber, een Prederik de Groote, een Napoleon I, met gebrekkige hulpmiddelen zeer veel weet te doen. Maar is dat een reden om de zaken »blauw-blauvv te laten? S. laat, in de Nieuwen Militairen Spectator, op de aan gehaalde woorden volgen' //heeft men de Daendelssen dan zoo

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 386