382 liet leger is verricht; vooral de verbeterde voeding der soldaten ver dient allen lof. Maar er blijft nog veel, zeer veel te doen over, in het belang van den staatdie vooral in Indiëbij een goed ge organiseerd, goed gedisciplineerd, goed geoefend en goed uitgerust leger het hoogste belang heeft. Om op de wettelijke regelingen terug te komen. Andere dingen, zeiden wij, zijn meer urgent dan die van de positie der officieren. Om van het defensiestelsel nu niet te spreken, waar blijven de sedert 30 of 40 jaren gewenschte nieuwe militaire wetboeken? En wanneer wij nagaan, hoe weinig de staten-generaal tot dus verre de belangen behartigd hebben van de militaire schrijvers, wien men, in strijd met de stilzwijgende voorwaarde hunne verbinteniseen belangrijk deel hunner inkomsten ontnam; van de genie-officieren, wier inkomsten men besnoeide, ofschoon hun bij een koninklijk besluit, wij meenen van September 1852, was toegezegd dat de toelagen zouden bestendigd worden tot dat alle defensiewerken op Java voltooid zouden zijn, en ofschoon hunne collega's in Nederland de toelagen bleven genietenvan alle Indische officierenwien door den voorgaanden minister tractementsverhooging in het openbaar plechtig is toegezegd, doch waarover sedert niemand meer sprak; wanneer wij dit alles nagaan, dan vragen wij, of wij met recht hooge verwachting kunnen koesteren van de tusschenkomst der staten-generaal ten onzen behoeve? De Koning is in de eerste plaats de natuurlijke beschermer van het leger; Zijne Majesteit is het Indische leger genegen, laat ons op den Koning vertrouwen. Eene volksvertegenwoordiging bestaat voor het grootste gedeelte uit burgers, die de toestauden van het leger niet kennen en zijne belangen niet begrijpen, noch kunnen be- oordeelen. Dezer dagen werd nog in de tweede kamer gezegd, zonder dat daarop eene wederlegging volgde, dat een raad van onderzoek een disciplinaire straf kon opleggen! Wat zal er, bij zulke begrippen, van wettelijke regeling worden? Onze vragen mogen hoogst conservatief klinken, maar het is onze vaste over tuiging, dat wij, militairen, in de eerste plaats vertrouwen moeten hebben op den Koning en op zijne raadslieden. Hoe meer wij dat vertrouwen toonen, hoe meer zij onze belangen zullen behartigen, hoe meer zij zullen inzien, dat het Indische leger werkelijk hunne aandacht waardig is. De generaal Knoop sprak in de derde plaats over de nauwere

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 389