384 aan het hoofd, zegt generaal Knoop. Goed, maar als de aanvoerder des vijands een Napoleon is? Met zulk een leger als het Indische is de toestand vrij voldoende, zegt de heer Stieltjes. Ja, maar als zulk een leger als het Pruisische er tegenover gesteld wordt? Al die redeneeringen zijn zeer betrekkelijken men gaat daarbij min of meer uit van de onderstelling, dat èn aanvoering, èn deugdelijk heid des legers bij den vijand vrij slecht zal zijn, althans minder dan bij ons. Zoodanige onderstelling nu is op zijn minst zeer gewaagd, en zoo lang niet zoo veel mogelijk is gestreefd, om in alle opzichten hooger te staan dan de vermoedelijke vijand kan en mag eene regeering of eene volksvertegenwoordiging niet gerust zijn omtrent den uitslag van een eventuëelen oorlog. Na den oorlog van 1S66 waren het de achterlaadgewerendie naar de meening van velen de Pruisen hadden doen slagen; in 1871 werd positief ver zekerd, dat //de zegepralen van den maarschalk von Moltke op on- wederlegbare wijze aan het licht hebben gebrachtdat de wetenschap pelijke vorming der Pruisische officieren het geheim van Duitschlands schitterende wapenfeiten is. Een ander zocht dit geheim in de goede oefening en de uitstekende discipline der Pruisische troepen; weer een ander in de superioriteit van den Pruisischen generalen staf en de grootere bekendheid der Pruisen met het oorlogsterrein; een vijfde in de mindere waarde der Eransche legerhoofden. Het komt ons voor, dat allen evenzeer gelijk hebben, en ook allen te exclusief zijn; de algemeene waarde van het krijgswezen des lands beslist omtrent het welslagen des legers. Het ware te hopen dat, ook bij ons, alle machthebbenden van deze onomstootelijke waarheid over tuigd waren De heer Stieltjes meent, dat het eindcijfer der Indische begrootiug van oorlog hoog is, en erkent dat het wellicht met den tijd, ofschoon waarschijnlijk niet veel, verminderd kan worden. Dat het eindcijfer hoog is, kunnen wij, in den betrekkei ijken zin, welken de heer Stieltjes natuurlijk bedoeld heeft, niet toegeven. Voor de handhaving van de rust in een overheerscht land van meer dan 20 millioen inwoners, en voor de verdediging van een zoo uit gestrekt gebied als Java, Sumatra en Banda tegen een Europeeschen vijand is zeker een leger van 28000 man niet te groot. De kosten van zulk een leger, in totaal circa 20 millioen gulden bedragende, zijn ongetwijfeld ook niet hoog, wanneer men rekening houdt met Java Bode van 8 Sept. 1871 No. 212.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 391