de veel grootere duurte der meeste behoeften in Indië dan in
Nederland. Wij verwijzen hieromtrent naar het eerste artikel in
dezen jaargang van dit tijdschrift, en merken nog op, dat, zoo aan
den eenen kant nog bezuiniging mogelijk is, o. a. door legering der
troepen in de binnenlanden, door de voorziening in Indië in de
behoeften van het leger enz., aan den anderen kant hooge uitgaven
nog onvermijdelijk noodig zijn, o. a. voor:
de oprichting van een geueralen staf;
de verbetering der positie der Indische officieren en van sommige
categoriën van mindere militairen
den bouw der nog benoodigde verdedigingswerken
betere huisvesting der troepen
betere bewapening der troepen en der defensiewerkenenz. enz.
Het verdere hier door den heer Stieltjes gesprokene laten wij
thans buiten beschouwing, omdat dit of reeds boven, of in andere
opstellen van dit tijdschrift besproken is, en wij niet gaarne in her
halingen vallen wanneer dit niet noodzakelijk is. Zoo is b. v. het
beginsel der verplaatsing der troepen in de binnenlanden reeds door
den Koning goedgekeurd, en liet heeft dus geen nut, thans de
redeneeringen daarover van den heer Stieltjes nog te bespreken.
Moge men nu maar, spoedig en krachtig, tot de uitvoering van dat
beginsel overgaan.
De schrijver in den Nieuwen Militairen Spectator geeft, a propos
van de rede van evengenoemd kamerlid nog eene zeer belangrijke
opmerking, die wij hier wenschen mede te deelen. De heer Stieltjes
meende, dat de vijand, met de kolossale uitgaven der Abjssinische
expeditie voor oogenniet lichtelijk tot een aanval op Java zal over
gaan. Deze vergelijking, zegt de schrijver, gaat niet op; want
wanneer de Engelschen zoovele millioenen hebben uitgegeven voor
den tocht naar Abyssinië, waar hoegenaamd geen voordeel te behalen
was, waar het er alleen op aankwam om eenige gevangenen te
bevrijden en de eer van den Engelschen naam op te houdendan
zullen zij ook niet voor groote uitgaven terugdeinzenwanneer het
er op aankomt om Java te veroveren, dat zeer stellig een groot
voordeel voor Engeland zal zijn. Bovendien, zegt hij, kwam men
in Abyssinië in een woest, barbaarsch land, dat weinig of niets
opleverde van wat een leger noodig heeft voor zijne marschen en
voor zijn levensonderhoud; al dat noodige moest met de expeditie-
zelve worden medegenomenop Java daarentegen komt men in een
17