welvarend, vruchtbaar, bijna beschaafd land, waar een leger gemak
kelijker bestaan en zich gemakkelijker bewegen kan.
Nadat nog de heer Nierstrasz een en ander gezegd had over de
noodzakelijkheid der vermeerdering van de zeemacht en over de
plaats gevonden benoeming van een generaal bij het leger in Neder-
landsch-Indië beide onderwerpen welke wij hier buiten bespreking
mogen laten nam de Minister van koloniën het woord.
Over de, ook naar onze meening, voor eene rationeele defensie
zeer noodzakelijke verplaatsing van den bestuurszetel zeide de Minister^
dat ze hem niet noodzakelijk voorkwam; dat het z. i. mogelijk was,
in tijd van vrede het bestuur zoodanig te regelen, dat wanneer
er oorlog komt, (en een oorlog, dat is algemeen aangenomen, bedreigt
ons op een gegeven oogenblik slechts eén puntzoodat de
conclusie is o. i. niet logisch men den tijd zal hebben zich op
andere terug te trekken) niet alles werkeloos wordt gemaakt. Dus
eene zoover als maar denkbaar uitgevoerde decentralisatie Ons komt
die onmogelijk voor; het feit bestaat dan ook, dat men 111 kleinig
heden wellicht meer aan de ondergeschikte autoriteiten overlaatmaar
in hoofdzaken hoe langer hoe meer centraliseert, wat in vele opzichten
een krachtig bestuur bevordert. Wij wijzen hier o. a. op de meerdere
centralisatie van het bestuur der koloniete 's Hagein de laatste
jaren, ten rechte of ten onrechte, ingevoerd door de jaarlijksclie
vaststelling der begrooting bij de wet.
De Minister geloofde niet aan de pessimistische beschouwing van
den heer de Roo, en verklaarde: «Inderdaad, ik zou niet gaarne op
deze plaats blijven, indien ik de overtuiging had dat, wanneer eene
paTtiëele vijandelijke onderneming tegen Java werd gericht, Java
zich niet zou kunnen verdedigen. Ik ben zeker dat, zooals de
krachten op Java thans zijn, door de gezamenlijke aanwending
daarvan zulk eene onderneming zou worden afgeslagenof althans
in de binnenlanden haar doel niet bereiken zou.'
De vraag is hier, wTat de Minister door partiëele ondernemingen
verstaat? Bedoelt hij hiermede coups-de-mainaanvallen van 5 a.
10,000 man, dan zou het er al zeer treurig met onze strijdmachten
uitzien, als wij die althans in de binnenlanden niet zou kunnen weer
staan. Vermoedelijk heeft de Minister echter willen zeggen, dat
de groote mogendheden hunne legers bij honderdduizenden tellen,
doch daarvan niet meer dan 25 a 30,000 man voor den aanval op Java
zullen kunnen afzonderen. Dit is, naar onze bescheiden zienswijze.
386