391 niet gerekend maar ze zijn niet direct schadelijk en de gebouwen kunnen dus als magazijnen enz. behouden blijven. Bepaald schadelijk waren de vestingwerken te Soerabaja wèlomdat ze niets beveiligden dan de plaats zelve, te ver van de strijdplaats van het active leger verwijderd waren en eene betrekkelijk zeer groote macht voor de verdediging behoefden, dus aan het leger zouden onttrekken. Eene andere "zaak zou natuurlijk zijn, de beveiliging der reede van Soe rabaja of van de Straat Madura, tot verkrijging eener behoorlijk verdedigde haven voor onze oorlogs- en koopvaardijvloot; zoodanige haven ontbreekt thans. Nadat de heer Stieltjes nog een afkeurend oordeel heeft uitge sproken over het fort te Ngawie, dat wij, in hoofdzaak om dezelfde redenen als straks tegen Soerabaja werden aangevoerdbeamenen met een woord gewaagd heeft van de niet gebouwde versterkingen te Bandong en te Modjokerto en van het niet voltooid fort te Gombong (waarvan de generaal von Gagern de voltooiing belette) zegt hij, dat op onverantwoordelijk wijze is afgegaaii alleen op de adviezen van genie-officieren. Dit is niet geheel juist; de generaal de Koek en Koning Willem I onder anderen, hechtten hunne goed keuring aan de plannen van den toenmaligen kolonel van der W ijek. Of de vaststelling der Indische begrooting bij de wet de uitvoering dier plannen zoude hebben verhinderd, zooals de heer Stieltjes meent, betwijfelen wij zeer; wij wijzen slechts op de na 1815 ge bouwde Belgische vestingendie met medewerking der volksvertegen woordiging tot stand kwamen en ook wanneer Belgie met Nederland vereenigd ware gebleven, nu zeker onder de schadelijke vestingen gerekend zonden worden. De lieer Stieltjes zegt, dat men de vesting Willem I in zóóver moet slechten, dat zij althans aan de binnenzijde open is. Wij moeten bekennen, niet te begrijpen welk nut dat zou hebben. Omtrent de versterking van Tjilatjap zegt hij liet volgende //De haven van Tjilatjap is slechts langs een nauw vaarwater te bereiken, dat alleen bevaren wordt naar de aanduiding van op de wal geplaatste groote bakens. Vermoedelijk zal niet licht een vijand daar een aanval wagen, wanneer die bakens daar zijn weggenomen, eenige torpedo's en versperringen zijn aangebracht, en de omliggende forten en batterijen goed gewapend zijn. De reeds bestaande foiten zijn Karang-Bolong, dat met eenige wijziging bruikbaar te maken is, en Banjoe-Njappa, beide op het eiland Noesa-Kembangan. //Toen ik in Mei 1863 te Tjilatjap was, vond ik daar bovendien

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 398