397 tot grondslag gediend voor de beslissing, welke ter vorige jare om trent formatie en de examina bij den geneeskundigen dienst werd genomen. De nieuwe bepalingen zijn voorzeker in een opzicht goed: zij hebben de positie en vooruitzichten der militaire doctoren niet onbeduidend verbeterd, en in zooverre is dus de behoorlijke aan vulling beter gewaarborgd. Wij moeten echter bekennen, dat we het beter geacht zouden hebben indien men dit doel had trachten te bereiken door verbetering der tractementendes noods door toe lagen en door eene betere formatiedie de geregelde promotie meer verzekert. Dat afschaffen van de 2de luitenantsrang wil ons maar niet bevallen; zoolang men de militaire doctoren militaire rangen geeft, moeten deze ook met die bij het leger overeenkomen. Bij de marine bestaat die rang van officier van gezondheid 3de klasse ook niet; dat is waar, maar daar bestaat ook geen 2de luitenants rang voor de zeeofficieren. De adelborst wordt daar dadelijk luitenant ter zee 2de klasse; het is dus zeer goed, dat de student dadelijk officier van gezondheid 2de klasse wordt. Maar bij het leger wordt ook de kadet, die van de militaire akademie komttot 2de luitenant aangesteld, en daar zou de afschaffing van dezen rang het nadeel hebben, dat de jeugdige officier tien of twaalf jaren lang in éénen rang doorbrengt, hetgeen bij menigeen nadeelig zou werken op den ijver voor den dienst. Wij zouden het beter geacht hebben, als men de doctoren wel dadelijk een goed tractement, des noods meer dan thans een lste luitenant van het leger heeft, gegeven had, maar den rang van 2de luitenant niet had afgeschaft. Het is hiermede even zoo gesteld als b. v. met de genie-officieren; bij de goede po sitie, welke de civiele ingenieurs, ook'in Nederland, genieten, wordt het wapen der genie bij den tegenwoordigen toestand ook niet com pleet; er mankeert thans meer dan een derde gedeelte van het korps. Wij zien geen ander middel tot verbetering dan eene vrij belangrijke tractementsverhooging. Het is ook hiermede de gewone kwestie van //vraag en aanbod". Hiermede zullen wij onze beschouwingen eindigen. Hoewel wij zooveel mogelijk naar kortheid hebben gestreefd, zijn wij toch uit voeriger geworden dan wij ons hadden voorgesteld. Moge daardoor liet doeldat wij er Ons mede voorstellen medewerking tot het verkrijgen van verbeteringen in ons krijgswezen niet minder wor den bereikt B.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 404