33
het noemen van dit zestal geheel voldoende geachtof hij heeft het
werk van enkele anderen niet gelezen. Eekent men nu daarbij ook
de militaire schrijvers van andere landen, dan vindt men voor zijne
studie goed geschreven en zeer boeiende werken in overvloed. Wat
mijns inziens echter meer strekt tot veronachtzaming der militaire
studiën, is het weinige zichtbare voordeel, dat in den regel bij ons
daaruit getrokken wordt.
Oorlogen, waarin men zijne opgedane kennis te pas kan brengen,
werden in de laatste halve eeuw niet gevoerd en in vredestijd ont
breekt ons een generale staf, waarbij de meer bekwame gelegenheid
heeft, langs korteren weg dan dien der anciënniteit, tot eene be
vordering te geraken. Yan daar, dat hij, die lust tot studie heeft,
somtijds van een ander vak, dat hem aantrekt en meer onmiddel
lijke resultaten belooft, zijne hoofdzaak maakt.
Wij mogen echter hopen, dat in het laatste opzicht, de toekomst
verbetering zal brengen, terwijl het onze plicht is, te zorgen, dat,
mocht een oorlog uitbreken en in deze gewesten worden overgebracht
wij bekwaam zijn voor onze taak.
Eindelijk wordt door den schrijver beweerddat de mensch van
nature een tegenzin in den arbeid heeft.
Hier eene physiologische kwestie te behandelen, door de bovenge
stelde meening te bestrijden, zou eene afwijking zijn, die mij meer
tijd zou kosten dan ze nut zou stichten.
Het moge in den beginne soms een weinig moeite kosten eer men
zich aan den arbeid zet en aan werken gewent; de ondervinding
zal echter aan velen uwer geleerd hebben, dat niets meer voldoening
geeft, dan een tot een goed einde gebrachte arbeid.
Dit moge nu zijn om het resultaat en niet om den arbeid-zeiven,
dit is die zielkundige beschouwingdie ik achterwege laatmaar het
feit bestaat, dat vooral voor hen, die het nil faut que jeunesse se
passe'", in behoorlijke toepassing hebben gebracht, de arbeid later het
meest degelijke genot oplevert.
Dat nil faut que jeunesse se passéheeft echter ook enkele
malen een anderen invloed, en, wanneer hij wat lang in die over
gangsperiode blijft, wordt menig jong mensch het werken zoo ont
wend, dat hem ook later de lust en de moed ontbreken om wêer
te beginnen. Dit is het, wat mij de noodzakelijkheid van eene ge
dwongen studie, gedurende de eerste jaren van het officiersschap
doet beamen.
Ik zal volstrekt niet beweren, dat er ook onder onze jonge