429 «eschufc is niet zoo gering, dat men daarvan in het uiterste geval „een «jenoegzame uitkomsten kan verwachten, en dan is het bij de berekening van de sterkte der infanterie, die tot geschutdekking moet dienen, juist verkeerd, aan te nemen, dat een schrootka- ïiou een zeker aantal infanteristen (boven werd 30 man aangeno men) kan vervangen. Want eene afdeeling infanterie zal hare taak als dekking al zeer slecht vervullen, wanneer zij dit wil doen door het verschieten van een groot aantal patronen. Het is hare taak, om bij voorkomende gelegenheden te manoeuvreereu, den aanrukkenden vijand die dit meestal in verspreide orde zal doen te gemoet te gaande bat terij zoodoende te beschermen, en in het ergste geval den terugtocht te dekken. Bovendien vormt zij in zekere mate eene wacht voor de batterij, die zij voor eene overvalling moet vrijwaren. Zulk eene taak kan echter een werktuig, al is het ook van de beste soort, nimmer verrichten. Bovendien zou het opnemen van een schrootka- non in de formatie van eene gewone batterij weder een nadeel in het leven roepen n. 1. van in eene tactische eenheid tweeërlei kalibers te hebben, wat de artillerie sedert jaren getracht heeft at te schaffen; het ideaal der artillerie is nog altijd volkomen eenheid in het veldgeschut. Het schijnt dus veel beter, de schrootkanonnen zelfstandig bij de reserven in te deelen. Een getal van vier, hoogstens zes stukken zal voor eene divisie voldoende zijn. Hunne samenvoeging tot eene batterij kan slechts door enkele omstandigheden noodig wordendaar het beperkte doel van deze geschutsoort in den regel de detacheering van enkele stukken noodzakelijk maakt. Om deze redenen is het ook noodzakelijk dat ieder stuk door een officier gekommandeerd wordt, die, behalve de voortreffelijkste persoonlijke eigenschappen, een bui- tengewonen tactischen blik moet bezitten, omdat het zich anders dikwijls zou voordoen, dat het geschut niet op de juiste plaats optreedt of daarvan onvoldoende partij getrokken wordt. Uit het tot dusverre medegedeelde blijkt, dat het schrootgeschut in elk geval een kostbaar materieel blijft, waarvan de tactische waarde voor den oorlog in het open veld van twijfelachtigen aard is. Het zal den ineesten dienst bewijzen bij een verdedigenden oorlog; maar ook een staat, dat uit een politiek oogpunt zoodanigen krijg moet voeren, zal er niet dan noode toe besluiten, zijn leger voort durend eene verdedigende houding te doen aannemen. Als derde punt van bespreking werd in hoofde dezes de vraag

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 436