447 Hossel schrijft echter niet uit zijne cel tegen een gevallen vor stenhuis. Hij kastijdt de domme ijdelheid van hen, die meenen, dat de Pruisen gelukkig waren geweest door den een' of anderen nieuwen streek of door nieuwe krijgsbeginselendie men slechts be hoefde te copieëren. Aan hendie beweren //De oorlog is veran derd; het is noodzakelijk de wetenschap te herscheppen', antwoordt hij, dat zij spreken als lieden, die, bedwelmd door den wijn, zich verbeelden, dat de huizen ronddraaien. //Niet de oorlog is veranderd, zegt hij, maar onze inborst en onze moed. De Pruisen dachten er niet aan de krijgskunst te ver anderen alleen leerden zij ze. Daar wij het oorlogvoeren niet ken nen, is het uoodig het te leeren. Zoo lang wij geen ander licht hebben dan de zuivere rede om eene kunst te herstellen, die vóór twee duizend jaren de volmaaktheid bereikt had, zullen wij niets voor deu dag brengen dan bespottelijke ontwerpen. Het genie zou, als het ver boven het gewone verheven wasmisschien de meetkunde kunnen uitvinden, maar eene wetenschap, die in toepassing bestaat, wordt niet uitgevondenzij w:ordt geleerd. Dit is eene regel, die geene uitzondering duldt, vooral wat den krijg betreft. Er is niet één voorbeeld van een krijgsman zonder studiezonder volle dige opvoeding." Daarna haalt hij voorbeelden aan van groote veldheeren en toont aan, hoe hun talent ontwikkeld was geworden door het onderricht van geleerden en wijsgeeren. Erederik II won veldslagenmaar de geest van Voltaire zweefde in zijne nabijheid bij zijne overwinningen. Men heeft gezegd, dat de Vorst den oorlog moet kennen. Maar, antwoordt Hossel, het volk wordt tegenwoordig de Vorst, want het maakt de wetten en geeft er al haar leven aan door ze aan te ne men in zijne zeden. De verstandigste militaire instellingen zullen, zoo zij niet aangenomen zijn door den volksgeest, doode letters blijvenwant zij zullen sterven door verkeerde begrippen en seheeve toepassing. Vermoedelijk zal de ontoereikende ervaring van één jaar ongelukkeu de wetgevers en de openbare meening op een dwaal spoor voerendat men te laat zal willen verlatenals de dag voor handelen aanbreekt. Daarom is het goed en wijsdat het volk de krijgskunst leere, althans in hare algemeene beginselen. //Zoo het publiek zelf zijn zaken gaat besturenwelke zaak is dan gewichtiger dan die, waarvan vermogen, vrijheid, zelfs het leven der btrrgers afhangen Zoo verzamelt dan de verworpeling, in zijne gevangenis neerge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 454