4-48 zeten, zijne eigene veroordeeling vergetende, voor zijne landgenooten eenige weinige grondstellingen over de krijgskunst uit de geschrif ten van de groote meesters: Napoleon, Jomini, den Aartslierto» Karei, en vooral den grootsten der drie, Napoleon. Zoo er iets bestaat, dat naar een nieuw oorlogsstelsel gelijkt, meent Hossel, dat het gezocht moet worden in de veldtochten van den Noord-Amerikaanschen burgeroorlog, in de worstelingen van den jongen reus der demokratie, //trotsch op haar werk, naijverig op al hare hoofden. Daar worden alle nieuwe middelen beproefd, alle oude weder opgegraven, het mogen op zichzeiven staande mijn- stelsels der zestiende eeuw zijn of spoortreinen in gevecht met ruiterij." Daar wordt alles tot het uiterste gedreven: //misbruik van veld werken, misbruik van veldslagen, misbruik van schermutselingen, van schepen, van geschut. Daar zijn verdedigingen van forten, die al de bevelhebbers van vestingen 111 Frankrijk en den Elzas in den grond zouden doen zinken, veldslagen van acht dagen duur, zonder einde en zonder medelijden; geïmproviseerde legers, verloren gegaan in minder tijd dan bij ons noodig is om oorlog te verklaren. De krijg bouwde spoorbanen, schiep havens, veranderde den loop der rivieren, in één woord, wij zien op die verschrikkelijke wetenschap al de weelderige levenskracht aangewend van een ernstig, werkzaam, jeugdigschrander volkdat ontoegankelijk is voor vrees." Er werd weinig militair genie ten toon gespreid, maar veel prak tische zin; het genie van den handel toegepast op den oorlog, de koorts der voortbrenging dienstig gemaakt om te vernielen. De oorlog is daar eene zaakeeue bezigheidwaarin hij de beste gene raal is, die het best de balans van winst en verlies weet op te maken en zijne boeken met een batig saldo sluit. Men ziet er uit, dat de oorlogskunst geleerd kan worden, en geleerd zonder moeite, maar dat Frankrijk ze vergeten heeft; dat de hoofdregels, die ons leiden kunnen om krijgsgebeurtenissen te beoordeelen, tot algemeen domein kunnen worden gemaakt, en dat men het algemeen smaak kan inboezemen voor eene studie, die van zoo groot belang is voor de veiligheid van liet vaderland. Dit alles is wel strikt waar, maar Hossel let te weinig op de kleinachtingwaarin de militaire denkbeelden geraakten na liet sluiten van den grooten vrede, toen elke mogendheid het zwaard niet alleen in de schede liet rustenmaar ook roestenbehalve ééne: Pruisen welks oogen altijd gevestigd waren op eene taakdie het besloten had

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 455