453
Bij de voorstellen tot verandering van de getrokken stukken, die
Rosse! doet om eene vlakkere kogelbaan te verkrijgen, verliest hij uit het
oog wat bij Sadowa met kanonnen als de door hem gewilde plaats greep.
Maar meer van de meesterhand blijk gevende, is, wat hij op de
volgende bladzijde zegt, omtrent de verhouding van de sterkte der
artillerie tot die van het leger
//Het is zeker hinderlijk voor hen, die eene nieuwe krijgskunde
willen uitvinden, Gribeauval te zien aangehaald. Vele dingen immers
zijn sinds den zevenjarigen oorlog veranderd.
//Vele dingen zijn veranderd, maar niet alles is veranderd en de
hoeveelheid geschut wordt nog altijd, gelijk vroeger, beperkt door
twee voorwaarden: lo het leger moet niet meer artillerie hebben
dan het op het slagveld gebruiken kan; 2° de artillerie-trein, die
met een leger marcheertmoet niet te belemmerend en niet te moei
lijk te beschermen zijn.
«Wat nu de eerste voorwaarde betreft, wij hebben gedurende den
jongsten oorlog eenige batterijen geziendie behoefte aan munitie
haddenen andere batterijen die aan drie veldslagen deel namen zonder
een enkel schot telossen ketgseti bewijsédat 7iei noc/dig is, den voor
raad voor elk stuk te vermeerderenmaar niet het getal stukken.
//De ondervinding van den laatsten oorlog bewijst dus nietdat
de Bransche legers van meer artillerie een nuttig gebruik zouden
hebben gemaakt. Niet de stukken waren gebrekkig, maar de wijze,
waarop men ze bezigde."
Napoleon I drukte zijn meening op dit punt in zijne gedenkschrif
ten aldus uit: //Een stuk moet drie honderd patronen bij zich heb
ben. Dit is een verbruik voor twee veldslagen." Den 8st™ Juli
1809 schreef hij, dat hij met 555 stukken ongeveer 100,000 scho
ten gedaan had, of ongeveer 180 met elk gemiddeld. Maar een
ding is veranderd. Getrokken kanonnen doen hunne uitwerking op
grootere afstanden en het iufanterie-vuur is thans zevenmalen gevaar
lijker op korte afstanden.
Daarom behoeft men tegenwoordig geene artillerie meer te plaatsen
aan het hoofd der kolonnes. Zij zoude daardoor buiten staat van
gevecht geraken, al ware het alleen door verlies van paarden.
Wij moeten hier afscheid nemen van het boek en het voor zich-
zelven laten spreken. Maar wij kunnen niet nalatenden edelen
en wijzen raad te doen kennendien hij aan zijn vaderland geeft
//Het is noodig, zegt hij even vóór zijn dood, bij de hervor-